dinsdag, oktober 18, 2005

RUSLAND: ENKELE GEOPOLITIEKE UITDAGINGEN door Peter LOGGHE in TeKoS nr.119




Nu het thema van de geopolitiek uitgebreid in TeKoS behandeld wordt, is het misschien toch ook nuttig en interessant in te gaan op de nieuwe politieke situatie in Europa en de wereld. We bedoelen het wegvallen van het IJzeren Gordijn en de vervanging van de U.S.S.R. door het oude Rusland. En of we het nu graag hebben of niet, Rusland, of althans het grootste deel ervan, maakt deel uit van het Europese subcontinent en is tevens de brug naar het grote Aziatische continent. Reeds op geografisch vlak maakt of moet Rusland deel uitmaken van een Europees geopolitiek concept. In dit verband willen wij graag verwijzen naar een interessante bijdrage van de hand van R. Steuckers in het recentste nummer van Terre et Peuple (1), een artikel dat wij hier zullen proberen samen te vatten in zijn meest in het oog springende stellingen. Onnodig te zeggen dat wij niet alle stellingen delen, maar ze zijn op zijn minst interessant genoeg om aan u allen voor te leggen.

Rusland is meer dan de U.S.S.R., en was ook niet steeds de U.S.S.R., hoezeer een bepaalde pers – en de termen “links” of “rechts” spelen hier geen enkele rol, zowel een bepaalde conservatieve als een uitgesproken linkse pers doen hier aardig hun duit in het zakje – zich ook inspant om het regime van Poetin en de bevolking in haar totaliteit af te schilderen als een bende criminelen. Er is inderdaad de oorlog in Tsjetjsenië, daar kan men niet onderuit. Maar een bepaalde pers schikt zich toch wel erg gemakkelijk naar de wensen van de V.S.A., die er op uit zijn
1. om alle machten die een uitdaging zouden kunnen vormen in Azië en Europa te elimineren, het betreft de zgn. rimlands, term van de Angelsaksische geopolitieke wetenschappers (zie vorige bijdragen);
2. om het grote Siberische stuk Midden-Aarde in te sluiten en uit te putten, een enorm groot territorium dat ligt tussen Europa, Indië en China. De kracht die moet uitgeschakeld worden is in dit verband overduidelijk: Rusland.

Rusland is meer dan dat: Rusland speelde een vrij fundamentele rol in de beveiliging van Europa t.o.v. vreemde machten. Rusland is namelijk ook het Rusland van de tsaren, dat erin slaagde Mongolen en Tataren buiten Europa te houden. Het zijn de Kozakken geweest die – beginnend met Tsaar Ivan IV – de gebieden die veroverd werden door allerlei vreemde stammen als de Hunnen, de Avaren, de Khazaren, de Tataren, te heroveren en veilig te stellen. Rusland aan het ene einde, Spanje aan het andere einde van Europa: elk kende zijn Reconquista.
Steuckers meent dat men er rustig kan van uitgaan dat het hoofdobjectief van de Angelsaksische geopolitieke wetenschappers erin bestaat de vernietigende dynamiek van de nomadenvolkeren opnieuw te wekken, want eens het gebied ééngemaakt is, wordt het oninneembaar. Dat althans stelt Zbigniew Brzezinski voorop in zijn werken. Dit meesterstuk op het schaakbord, Midden-Aarde veroveren, dat is het doel.

Er zijn verder ook militaire redenen, merkt de auteur op, die pleiten voor een Euro-Russische alliantie. Carl Schmitt leerde ons dat een continent, een Grossraum, slechts écht vrij is, als geen enkele buitenlandse macht in die ruimte zomaar kan tussenkomen. De interventies van de V.S.A. echter zijn veelvuldig geweest in het verleden, en steeds op belangrijke, koortsgevoelige plaatsen. De interventie van de V.S.A. in de Balkan in 1999 is zo’n belangrijk moment. Maar daarmee eindigt het niet. De moeilijkheden en de revoltes in post-sovjetstaten in centraal Azië, die – zo vernemen wij uit verschillende bronnen, opnieuw “linkse” en “rechtse” – vrij georkestreerd verliepen, hebben de bedoeling om pro-Amerikaanse regimes te installeren, zodat de landen worden losgemaakt uit de grotere verbanden waarvan ze deel uitmaakten: Europa, Rusland, China, India.
Men kan zich de vraag stellen: “Wat is erop tegen als een corrupt, communistisch regime te val komt en de mensen ter plaatse er beter van worden?” En natuurlijk is daar niets op tegen, maar het blijft op zijn minst nuttig en leerrijk te kijken en te vernemen hoe de oranjerevolutie in Oekraïne verliep, en wie er de logistiek van de verzetsgroepen “hielp”. Hetzelfde kan gezegd worden van de Rozenrevolutie in Georgië. De interventies in Eurazië door de Amerikaanse hypermacht passen uitstekend, aldus de auteur, in de definitie die Carl Schmitt gaf aan de ontoelaatbare inmenging van thalassocratieën in de binnenlandse zaken van continentale machten.

Er zijn zeker ook argumenten te geven, die vasthangen aan de energievoorziening, die niet onvermeld mogen blijven. Het gezaghebbende Britse blad The Economist evoceerde onlangs de laatste schokken, bokkensprongen van het geostrategische en geo-economische spel van die oorlog, de energie-oorlog. Het is de grootste gemene deler van de gebeurtenissen in de Balkan, in het Nabije en Midden-Oosten, in Afghanistan en centraal Azië. De algemene noemer is de controle die ieder wil op het tracé van de olieleidingen. Kort samengevat komt het hierop neer dat de V.S.A. niet willen dat deze olieleidingen passeren over het grondgebied van die machten die zij als bijzonder uitdagend ervaren. Tot voor de invasie van Irak in 2003 trok Turkije volop haar anti-Russische, anti-Arabische en anti-Iraanse kaart, die Washington haar voorhield. Dit zou gecompenseerd worden door de terugkeer van de zeer petroleumrijke streek van Mossoel (nu Irak) onder de Turkse soevereiniteit.
De weigering van de V.S.A. om Turkije een deel van de petroleumbronnen van Mossoel af te staan, heeft de bestaande strategische posities, die reeds bestonden ten tijde van de Koude Oorlog in de regio, volledig door elkaar geschud. Zo haalt Steuckers een bericht aan uit het Amerikaanse diplomatieke tijdschrift Turkish Policy Quarterly (lente 2005) dat meldt dat de speciale banden tussen Ankara en Washington – die van dezelfde orde waren als die tussen Washington en London of nog tussen de V.S.A. en Israël – opgehouden hebben te bestaan. Het anti-amerikanisme is in Turkije wijd verspreid en het voornaamste politiek gevoel, menen velen. De nieuwe Turkse politieke wereld gaat nog verder: ze onderhandelt met Rusland, de oude erfvijand, over de doortocht van een olieleiding die Russische olie zou vervoeren van de Russische haven Novorossisk naar Ceyhan via Samsoen aan de Zwarte Zee. Het plan van Amerika om Rusland te isoleren, dreigt op de klippen te lopen door deze plotse Russische ommezwaai.

Idem voor wat het transport van koolwaterstof betreft, en zijn verschillende bewerkingen: dit volgt dezelfde logica als hierboven geschetst. Namelijk verhinderen dat optimale communicatie zou ontstaan tussen het centrum van het Euraziatisch continent en de kustzones van de grote ruimte. Door de rebellie van de Beloutchi’s in het zuidwesten van Pakistan te ondersteunen, proberen Iran en Rusland deze politiek van isolement te doorbreken. De revolte is nog lang niet bedwongen en belangrijke strategen voorspellen zelfs dat voor de richting die het conflict uitgaat, de afloop ervan bepalend zal zijn voor de vrijheid van alle politieke en culturele spelers op het Euraziatisch continent. Dit conflict haalt amper – en dan ben ik nog zeer vriendelijk – de pers. In onze Vlaamse kranten moet ik het eerste woord hierover nog lezen.

Samengevat: de aanleg van een nieuwe olieleiding tussen Rusland en de Middelandse Zee over het Turkse grondgebied, de revolte van de Beloutchi’s in Pakistan, het zijn allemaal gegevens op de grote prikkaart die onze wereld is en die erop wijzen dat niet allen zich zomaa onder de voogdij van de V.S.A. willen plaatsen. De rol van Rusland op het Euraziatische continent is van primordiaal belang, en haar rol is nog niet uitgespeeld. Vlaanderen-Nederland, Europa kan het spel maar beter goed in de gaten houden.

Voetnoten:

(1) Terre et Peuple Magazine, nummer 24, zomer 2005, adres: BP 1095, F-69612 Villeurbanne cedex

zaterdag, oktober 08, 2005

WAT IS GEOPOLITIEK ? - Een Duitse visie door Dr. Karl-Eckhard HAHN in TeKoS nr.119




Geopolitiek is een grensvak tussen geografie, politieke wetenschappen, geschiedenis en sociologie. Ze onderzoekt op een uitgebreide manier de ruimtebetrokkenheid en de ruimtelijke voorwaarden voor de politiek, met als doel daaruit opties en grenzen voor het politiek handelen af te leiden. Ze trekt eindconclusies uit de inzichten van de politieke geografie, waarvan ze wel te onderscheiden is, maar niet eenduidig af te scheiden. Deze deeldiscipline van de wetenschappelijke geografie wijdt zich aan de politiek relevante natuurlijke gegevens net zoals aan de ruimtelijke configuraties van historisch gegroeide factoren, of ze nu van staatkundige, economische, demografische, sociale, culturele of religieuze aard zijn.

Het hangt in hoge mate van politieke, vooraf bepaalde gegevens en omstandigheden af, net zoals van de verandering van technische mogelijkheden, hoe de resultaten van de politieke geografie in de politieke analyse worden opgenomen en welk gewicht eraan wordt verleend. T.o.v. deze achtergrond geeft de geopolitiek waarde aan de ruimtelijke omstandigheden en wijst aan hoe die gevormd worden en – waar het mogelijk is – overwonnen of veranderd kunnen worden. Een algemeen erkende definitie van geopolitiek bestaat er niet. En of ze eigenlijk de rang van erkende wetenschap moet toebedeeld krijgen, blijft tot op vandaag zeer omstreden. Er is een en ander voor te zeggen om de eis voor wetenschappelijke erkenning te beperken tot de politieke geografie en de geopolitiek eerder in de sfeer van het politieke op te nemen.

De verwijzing naar de betekenis van geografische en klimaatgebonden randgegevens voor de menselijke cultuur is niet nieuw. Men vindt dit reeds terug bij de auteurs van de antieke wereld. En in de lijn van de Verlichting stelde ook Charles de Montesquieu in zijn De l’esprit des lois in 1748 de vraag naar de samenhang tussen klimaat en wetten en had hij de context gezien met de cultureel en politiek voorhanden elementen. Het begrip van de politieke geografie duikt voor het eerst op in 1750. De geopolitiek zelf komt op de proppen op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. De aanduiding zelf gaat terug op de Zweedse politieke wetenschapper Rudolf Kjellén (1899). Reeds dan was het duidelijk dat deze discipline ten zeerste verbonden was met de nationale belangen van dat moment en met de bestaansvoorwaarden van de staten.

In de V.S.A. werd de geopolitiek uitgebouwd door de Amerikaanse marineofficier Alfred Thayer Mahan, die in 1890 en 1892 in twee werken de blik van zijn land op de zee trok, dit om de invloed van de vorming van zeemachten te vormen, te vergroten. Hij vestigde de rivaliteit tussen de machtsfactoren land en zee als één van de belangrijkste geopolitieke stellingen. De Engelsman Sir Halford J. Mackinder stelde in dezelfde richting van deze vaststelling enkele jaren later de Eurazische landmassa in het centrum van zijn overwegingen. Rondom dit kernland sluit zich vervolgens een halve kring van maritieme en continentale staten. Zij staan tegenover de zeemachten, die de buitenste of insulaire gordel beheersen: in die jaren Groot-Brittannië en de V.S.A. De macht over Eurazië was de verzekering van de wereldheerschappij, zo zag Mackinder het.
In het begin van de Duitse geopolitiek stond Friedrich Ratzel (1844-1904). De aardrijkskundige onderzocht de betrekkingen van de staat, die hij als een onvolkomen organisme beschouwde, tot op de bodem, de grond. Hij wierp de politieke wetenschappen, de sociologie en de geschiedenis voor de voeten, dat zij de bodem “slechts als een grotere vorm van grondbezit” zagen. Ratzel probeerde de wetten van de politieke geografie te formuleren, waarin hij vooral de afhankelijkheid van de politiek van de geografische omstandigheden naar voren bracht. Rudolf Kjellén ontwikkelde deze aanzet verder. Hij verstond onder geopolitiek “de leer van de staat als geografisch organisme of als verschijnsel in een bepaalde ruimte”. Ze maakte deel uit van een breder analytisch in rekening brengen van de werkelijkheid van de staat, waar ook de demopolitiek, de ecopolitiek (in de zin van economie), de sociopolitiek en de kratopolitiek deel van uitmaakten. De laatstgenoemde houdt zich bezig met politieke en gerechtelijke zaken in de engere zin van het woord.

De doorbraak van de geopolitiek kwam er in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog met Karl Haushofer. Hij klaagde aan dat er in Duitsland geen politieke wetenschappen, zoals ze zich in de een of andere vorm bij de Entente-machten hadden ontwikkeld, bestonden, en hij bracht de militaire nederlaag hiermee zelfs in verband. Geografie, staatshuishoudkunde, sociologie en geschiedenis werden weggemoffeld in de vooral juridisch gerichte opleidingen. Zijn geopolitiek moest “juist wel dit ijzeren bestand van leerbaar en aanleerbaar politiek weten” leveren, “die als noodzakelijke brug dient, tot juist voor de afsprong naar het politiek handelen”.

Haushofer hield de brede aanzet van Kjellén voor fundamenteel juist, maar kende aan de geopolitiek een bundelingsfunctie toe. Daarmee werd ze ten gronde een sterk geografisch bepaalde vorm van de politieke wetenschappen. En zoals na 1918/1919 weinig anders te verwachten viel, kreeg de jonge discipline gestalte onder de uitdaging om de resultaten van het Verdrag van Versailles te herzien. Door deze eenduidige doelstelling en door de volkspedagogische aanspraken van Haushofer zelf, wat hem deed grijpen naar simplistische sloganmiddelen, mislukte de poging om de geopolitiek als erkende wetenschap aan de doorbraak te helpen. Met het Zeitschrift für Geopolitik bestond echter wel een periodiek die zeer grondig de wetenschappelijke ruimte binnendrong.

Een wezenlijk aandeel in de poging om geopolitiek als vak te vestigen, had Haushofers zoon, Albrecht, directeur van het Institut für politische Erdkunde aan de universiteit van Berlijn. Het enige instituut in zijn soort. Hij onderscheidde de risico’s in het wetenschappelijke braakland veel beter, waardeerde de geografische factoren met een grotere terughoudendheid, keerde zich tegen de analogie van het organisme dat werd toegepast op de staat, en vond het heel bedenkelijk complexe problemen vanuit propagandistische overwegingen cartografisch te vereenvoudigen. In zijn in 1951 postuum verscheen werk Allgemeine Politische Geographie und Geopolitik heeft Albrecht Haushofer de grondslagen van de discipline pogen te formuleren. Het werk bleef onvoltooid.

Met het einde van de oorlog in 1945 brak ook de ontwikkeling van de Duitse geopolitiek grotendeels af, omdat ze ervan werd verdacht de theoretische onderbouw voor Hitlers Lebensraum- en expansiepolitiek te hebben geleverd. Ten onrechte, zoals later door H.A. Jacobsen duidelijk werd gemaakt. Daarenboven boden ook de zeer verstarde fronten in het Oost-West-conflict heel weinig aanleiding om geopolitieke opties te openen en te bespreken. Een poging om in de jaren ’80 van de vorige eeuw het Zeitschrift für Geopolitik opnieuw op te starten, mislukte dan ook. De politieke geografie echter was door het politieke taboe niet getroffen. Ze zocht meer toenadering tot de politieke wetenschappen en de sociologie.

Interesse voor de geopolitiek ontstond eerst opnieuw in de late jaren ’70 en ’80 van de 20ste eeuw, als er meer en meer conflicten de kop opstaken, die maar heel moeizaam tot helemaal niet konden worden verklaard in het raam van een bipolair blokkenschema, zoals de conflicten tussen de communistische staten Cambodja, Vietnam en China, of de Falklandoorlog tussen Groot-Brittannië en Argentinië. De herleving van het geopolitieke nadenken ging in de eerste plaats uit van de V.S.A., Frankrijk en Italië. In Parijs bvb. heeft in sinds 1982 door Yves Lacoste uitgegeven Hérodot. Revue de géographie et de géopolitique uitdrukkelijk de geopolitiek als onderwerp. In 1989 organiseerde de Universiteit Paris VIII een geopolitiek seminarie. In Duitsland wees ook de in het midden van de jaren ’80 oplaaiende discussie om de politieke actualiteit van het begrip Mitteleuropa op duidelijke geopolitieke elementen.

De omwentelingen van 1989/1990 schijnen de ban op de geopolitiek te hebben gebroken. De hereniging van de twee Duitslanden, het verval van de Sovjet-Unie, van Tsjechoslovakije en Joegoslavië of de zoektocht naar een nieuwe veiligheidsstructuur voor Europa: allemaal werpen ze zovele vragen van geopolitieke aard op, dat men haar analytisch en politiek instrumentarium eigenlijk niet meer missen kan. Grenzen, de territoriale incongruentie van staten en volkeren, minderheidsproblemen, migratie, de ruimtelijke uitdeining van religies en ideologieën, grondstoffen en hun toegankelijkheid, politieke coalities en invloedszones wijzen heel duidelijk op de actuele onderwerpen van de politieke geografie en van de geopolitiek.

Dr. Karl-Eckhard Hahn