donderdag, mei 04, 2006

OVER ETHISCHE WETENSCHAP EN SCHULD ZONDER BOETE door Frank ZWIJGERS in TeKoS nr. 121 - 2006.





EÉN ETHIEK ONDER DE VELE, MAAR HET IS “DE ONZE”

Misschien maakte de gotische kunst, in een woordeloos verband, reeds het eigen karakter kenbaar van de West-Europese denkstijl. In een soort ontvoogdingsproces vanuit klassieke inspiraties, vanuit geschriften in de oude talen, werd een specifiek citaat uit Genesis uitgekozen. Oude bronnen kwamen daarbij de in lijn met de Westerse ziel te liggen. De opvatting werd beklemtoond dat de wereld, het materiële, door God aan de mens gegeven is om onderworpen te worden, a.h.w. aan zijn wil en gril. Het gold als basis voor het verhaal dat het verband tussen de mens en zijn harde omgeving moest structureren op een manier die de verzoening tussen beide moest mogelijk maken. Het stond bvb tegenover het klassieke noodlot dat mensen als marionetten in een theater met opeenvolgende situaties confronteert. Daarbij waren het Stoïcijnse waardigheid, stijl en persoonlijke plicht die moesten in staat stellen uitdagingen het hoofd te bieden.

De fundamenten van een eigen ethiek werden in andere culturele kaders aangereikt bvb door een loyaliteit met een stamgod (Joods-Babylonisch), door een universele harmonie met de kosmos (Chinees) of door het bereiken van een magisch verbonden gemeenschap door een consensus van geloof (Syrisch-Arabisch). De wil om de natuur te beheersen, onder controle te brengen was een oorspronkelijk Westers opzet. Het scheen spontaan in harmonie vallen met het doel van Gods wil. De Westerling was naar Zijn beeld geschapen en hij verkende de oude en onderwierp de nieuwe wereld in deze stijl (bvb Tordesillas en Alexander VI). Verbanden werden geformuleerd in begrippen die ontoegankelijk waren in andere culturen en genoten van een vanzelfsprekende logica in het gebied waar de gotische kunst bloeide.

Verhalen over de daden van de mens, over zijn motivaties, zeggen iets over hoe de omgeving in de hersenen weerspiegeld wordt. Het heeft iets te maken met het aftasten van gemiddelde voorkeuren voor specifieke begripseenheden. In een eerste ontvoogdingsfase wordt de geest nog gedomineerd door indrukken en expressies van een vormelijke aard. “Hervorming” verwijst naar het vinden van een authenticiteit van vorm en heeft een breder toepassingsterrein dan wat confrontaties (Reformatie en Contrareformatie, bvb Luther en Calvijn tegen kerk en Jezuïeten).

Vanaf halverwege de 17e eeuw volgde de ontwikkeling van een rationalistische interpretatie in de puriteinse denkstijl. Het grote verhaal werd samen met haar specifieke vertellers zoals Grotius en Locke weerhouden uit vele, onbekend gebleven alternatieven. De toehoorder vond zijn bestemming in een op zijn doelmatigheid afgetast verhaal: de spanning overbruggen tussen de uitdagende wereld en de zichzelf bevestigende daadkracht. Er werd voldaan aan de behoefte naar een wel omlijnd, oorzakelijk kader voor het eerder verkozen thema. De natuur werd o.a. verwarmd, afgekoeld, bijeengeperst, gechronometreerd, gewogen, gemeten en geanalyseerd. God veranderde van aard en werd vereenzelvigd met de gebalde formules van de wetten die gelden in de natuur; maar uitdrukkelijk niet met alle wetten: niet deze wetten met implicaties over geestelijke beperkingen. De vrije gedachte, de wilskracht kan niet worden bedwongen. Als gevolg van de onderwerping van al het materiële aan de menselijke wil moet de natuur de absolute vrijheid ervan toelaten. Dat de geest op generlei wijze beperkt kan zijn door stof, door wetten van de natuur, kon niet anders dan een geloofspunt worden. Een geest-lichaam dualisme was onvermijdelijk. Alle mensen hebben een identieke ziel als een weerspiegeling van de aard van God. Het onvermijdelijke universalisme bevestigde dat allen, zonder uitzondering, zullen gered worden in de gratie van God. Het grote verhaal leverde een onwaarschijnlijk sterk verbindingsmiddel om het wezen van de Westerse mens aan daadkracht en actie te koppelen; om de omgeving effectief om te vormen naar elk van zijn voorkeuren. Suggestie en placebo, zelfvertrouwen en dominantie koppelen positief op elkaar terug zowel op een individueel als op een collectief niveau. Iedere twijfel aan de onbeperkte kneedbaarheid van de universele, dus algemeen inwisselbare mens, kreeg al lang een connotatie van ontoelaatbaarheid.

De geloofspunten moeten zowel een Westerse samenleving verbinden in actie als elkeen apart toelaten de omgeving met daadkracht het hoofd te bieden. In tegenstelling tot alle andere cultuurgebieden reikte deze waarin de gotische kunst tot expressie kwam tot voorbij de verste einders. Zowel individueel als voor functionerende groepen wordt dominantie herversterkt door zelfzekerheid. Dat daarbij zelfbedriegende trucs aangewend worden doet geen afbreuk aan het principe. In dit 17e eeuws denkkader werden dus producten van een verbaal-causale interpretatie in het grote religieuze verhaal bijgeschakeld. Ze zijn uitvloeisels van het aanwenden van aangeboren grammaticaregels die object en subject en andere functionerende onderdelen onderscheiden. De logische implicaties rond het grote thema “religieuze waarheid” (re- ligare: her-verbinden cf. liga of ligament) worden verder herkend en benoemd. Het zijn middelen met een nieuwe kwaliteit die bijdragen aan de maatschappelijke verbinding, wat puriteins van aard, hier dus bvb een deel natuurwetten, door God opgelegd en aan begenadigde mensen gereleveerd (van Newton tot Rousseau).

In de loop van de 19e eeuw incorporeert de Westerse mens ook de nood aan een hogere verantwoording in zijn interne voorstellingswereld, de representatie van de wereldorde in zijn hersenen. Maatschappelijke veranderingen krijgen een categorisatie van minder naar meer wenselijk, oordelende predikaten. Andermaal verwekken voorgangers in het denken vernieuwde motivatie door een verbreding van de denkwereld. De voorstellers van verkozen concepten (als Marx, ...) breiden op de gepaste tijd het voorstellingsvermogen uit. Enkele grote collectieve projecten van wereldverbetering zullen uit een waaier weerhouden blijven om gerealiseerd te worden. Deze zullen ethisch verantwoord moeten zijn, naar het aanvoelen van een meerderheid in de bevolking. De prioriteiten die gelegd worden bij de besteding van een centraal verzamelde schat moeten de maatschappij bijeenhouden en motiveren door het geloof in het goede van het opzet.

De toepassing van de, eertijds door God geïnspireerde, maar nu God vervangende grote rechtvaardigheid op het beeld van de mens resulteerde in de eigen, Westerse ethiek. De bewoner – burger is als een “onbeschreven blad” en zijn wereld is onbeperkt bedwingbaar in het kader van de ultieme rechtvaardigheid. Ze is zogezegd samengesteld uit “waarden gebouwd op de Joods-Grieks-Christelijke traditie” maar uiteindelijk zijn het organisatieregels in de wereldorde van een ethisch socialisme. Ze kaderen in een beeld dat uitgaat van een tot in het uiterste maakbare mens en maatschappij. Twijfel eraan bedreigt de ongebonden mogelijkheden van mens- en wereldverbeteringen. Vermits de mens in essentie goed is draagt het falen van de sturing van de samenleving, toch door schuldigen, ook de schuld van wat er misloopt. De vervanging van “de komst van het rijk Gods” door “de komst van de klasseloze maatschappij” is een nuance, waarbij de voorbijgestreefde geloofspunten vervangen werden door nieuwe ethische middelen tot verbinding, waarin niet minder moet geloofd worden. Ze zijn nu het product van nieuwe beoordelende denkvaardigheden die toegepast worden. Hun vernieuwende aard maakt telkens de meest recente thema’s dominerend in de motivatiestructuur, zowel van individuen als van de gemeenschap.

De mens herbront de te realiseren verwachtingen over zijn bestemming. Collectief worden de drijfveren, in lijn, op eenzelfde trein gezet en brengen beweging in de maatschappij. Verbeteringsprojecten worden geconcipieerd en gerealiseerd vanuit het specifiek Westers voorstellingskader, dat logisch en zelfs wetenschappelijk consistent moet zijn. De verbondenheid door de geloofspunten bestendigt de goede richting, verzekert het vooruitgaan. Bedreigingen ervan worden door ethisch geïnspireerde mensen bestreden. De eigenheid van het denkvermogen van de Westerse mens ligt aan de basis van een specifieke vatbaarheid voor bedrog, die de interne voorstelling van de wereldorde samenhangend maakt met een van nature uit geprefereerde representatie, ook tegen rede, metingen en logica in.

De aanwending van een latere, vierde categorie vermogens van het denksysteem stellen een koud-intelligente voorstelling van de wereld samen, in abstracte eenheden die dan het referentiekader bepalen. Het zijn eenheden waarvan de waarde vooral in geldtermen uitgedrukt wordt. De motivatie wordt dan vooral individueel in handeling omgezet. Nieuwe vaardigheden domineren dan de denkwereld (een voorstellingskader). “Hogere, sociale beloningen” worden ervan losgekoppeld. Terwijl zich op het vlak van de motivatie reeds een regressie voordoet, gaan techniek, abstracte intelligentie en verdeling van comfort naar een wat latere climax toe. De drijfveer tot handelingen gaat uit van lagere, gedivergeerde behoeften als status, luxe, demonstratief (over)consumeren, ook van voedsel, seks of eenvoudig macht. De motivaties worden lager en gedivergeerd gezocht en gevonden. Het schone en ware in wetenschap krijgt een aparte appreciatie.

In de voorbije regels werd een systematiek van verwezenlijkingen van de eerste stand geschetst (priesters-hervormers, rationeel-puriteinse denkers, politieke filosofen en nutstheoretici). Voor de samenhang van een systeem zijn het ook middelen die aangereikt worden aan de organisatie door macht. Zij worden door machtsstrevers aangewend om zich centraal te positioneren in het netwerk van de beslissingen over de herverdeling van een centraal verzamelde schatkist. De leider-herverdelers vertolken rollen van hen die belangrijk “willen” zijn en die grotendeels door toeval succes hebben gehad. De grootte van de voorraad die herverdeeld wordt, bvb het “budget” op staatsniveau, is tevens een functie van de ideeën-verbindingsmiddelen; concepten waarmee geoordeeld en beslist wordt (bvb over de gekozen politiek i.v.m. de rol van de staat). Het bepaalt de waardering van de schatkist en de prioriteiten bij de besteding ervan, welvaart, sociale zekerheid, taksen. De vertegenwoordigers van de eerste stand die meer loyaal zijn aan hun broodheer dan aan zijn onderdanen propageren wat overeenkomt met de maximaal te bereiken centrale macht. In de glorietijd van de ethiek bepleiten zij een grote tussenkomst van de staat.

ETHIEK KIEST WAARHEID, WETENSCHAP MEET EN TEST HYPOTHESEN

De gevolgen van het feit dat de mens NIET als onbeschreven blad geboren wordt kunnen niet worden getrokken zonder de fundamenten, de waarden van de samenleving te ondermijnen. Deze waarden vinden ook onder wetenschappers onvoorwaardelijke verdedigers. Zij en het establishment ondersteunen elkaar wederzijds. Het zijn ethische wetenschappers, die de ethiek als norm voor waarheid laten voorgaan op metingen. Zij zijn niet te onderscheiden van opportunisten die populair succes nastreven en leveren wat de tweede stand al altijd van de eerste verwachtte: verantwoording van hun machtspositie, wat rituelen, wat waarheid. Ethische en gecorrumpeerde motivaties lopen hier parallel en versterken elkaar. De confrontatie met een metende wetenschap begon (astronomie niet beschouwd) halverwege de 19e eeuw toen Darwin en Galton hun voorstellen op de markt van de ideeën wierpen. Ethisch geïnspireerde vervalsers maakten op slag bedrieglijke bevestigingen van Lamarcks overerving van wat verworven was door de aanpassing van het individu. Het “gewilde” milieu hoorde de nakomende generaties rechtstreekse te beïnvloeden. De vaststelling door August Weisman (1885) van de barrière die naar hem genoemd werd: het afgesloten zijn van de lijn van de stamcellen, was een onverdraaglijke idee. Vreemd genoeg kwam er een verademing voor de ethisch socialistische geïnspireerde voorstelling van de wereldorde toen, rond de eeuwwisseling, de wetten van Mendel herontdekt werden. Ze leken in tegenspraak met het Darwinisme, dat spontaan uitgegaan was van een niet-factorieel overervingproces, één waarin in alle geledingen versmelting optrad.

Toen ruim een kwart eeuw later Fisher, Wright (en Haldane) de mooie samenhang tussen factoren en Darwins evolutieleer wiskundig aantoonden, bekleedde de traditie van de metende wetenschap nog slechts een plaats in de rand. Het lange uitblijven, bijna dan twintig jaar na de wet van Hardy-Weinberg, en het niet doordringen van de schoonheid van de harmonisering waren niet de enige redenen voor het tijdelijke verlies op een slagveld van de metende tegen de ethische wetenschappers. Het genie Galton had wel een klemtoon gelegd op aggregatie van meetresultaten binnen één grootheid: Hoe meer veehandelaren men naar een gewicht van een stier liet schatten hoe beter het gemiddelde van hun schatting het gemeten gewicht benaderde. Hij onderschatte echter de mogelijkheid dat meetgegevens van verschillende eenheden konden geaggregeerd worden tot een gemeten grootheid die aan betekenis won, precies door toevoeging van totaal andere meetgegevens die echter voldoende sterk samenhangen (correleren). Hierdoor werd de uitbreiding uitgesteld van het toepassingsgebied van de kwantitatieve genetica naar metingen over geestelijke en maatschappelijk beschrijvende grootheden. Dit remde de tred van de vorderende standaard wetenschap en maakte haar kwetsbaarder voor fraudeurs. Slechts vanaf de inbreng van Binet en Simon, die de eerste gecombineerde IQ tests voor het leger ontwierpen, zou deze drempel schoorvoetend overschreden worden. Het niet ten volle erkennen van de onderliggende structuur in de informatie in de verschillende onderdelen van IQ tests, is precies dezelfde fout die gemaakt werd door degenen die met open ogen in de valstrik van Lewontin uit 1972 zouden lopen. (zie het artikel over verscheidenheid in mensen). De onderbreking van de lijn van Galton naar de latere “meters” had ook ruimte gemaakt voor de overname van het terrein van de (bvb experimentele of doordachte) psychologie, bvb van William James door de analyserende dieptepsychologie.

SCHULD MAAR GEEN BOETE

Het vrijwaren van de verbindende hoop op een volledig maakbare, betere wereld maakt dat tot vandaag op de essentie van biologie een absoluut taboe rust in de Westerse wereld (NIET elders). Het beeld van de kneedbare mens is een onmisbare tussenschakel tussen een (pseudo) wetenschappelijke basis en een politiek correct wereldbeeld. Op het verborgen gehouden conflictterrein tussen metende en ethische wetenschap zijn enkele thema’s gedateerd geraakt en met genoegen vergeten (of met hoogstens wat gêne). Dit gebeurde enkel daar waar het uit een praktische noodzaak voortkwam. In het bestek van dit ene artikel kan onmogelijk ingegaan worden op de argumentatie van eender welk van de volgende illustrerende toepassingen. Daarom volgt in een beknopte, opsommende vorm een schets van de verzinsels en vervalsingen die de basis van politieke beslissingen misvormd hebben. Een aantal wetenschappers heeft door hun prioriteit op ethiek (en vaak op goedkoop succes) te leggen een onoverzienbare impact gehad op de interne voorstellingswereld van ganse generaties beleidsmensen van waaruit politieke beslissingen overwogen en genomen werden. Naar de toekomst toe kan een aanpassing aan objectieve kennis slechts het resultaat zijn van een geleidelijk proces van bewustwording. Hiervoor blijkt verbazend weinig interesse. De herschikking van concepten die beslissings- en motivatiestructuren herdefiniëren, als in een cognitieve gedragstherapie, is overigens ook in de medische praktijk (gepaard aan de medicamenteuze correctie) de meest doelmatige aanpak van geestesziekten.

A) Freud (1856 – 1939), de ontwerper van de dieptepsychologie, vervalste en verzon feiten en manoeuvreerde de psychiatrie decennia achteruit. Niet dat er op dat precieze ogenblik veel therapeutisch alternatief was, maar er bestond wel degelijk een stevig gefundeerde metende school in de psychologie. Deze bleek echter in populariteit niet opgewassen tegen de opportunistische succesformule. De middelmatige begaafdheid van het breder geconsulteerde publiek speelde ook een rol bij het aftasten van de gemiddelde mening, met haar specifieke gevoeligheid voor bevestiging door bedrog. De niet biologische aard van de geest liet toch toe dat de vrijheid van de wil beknot werd door wat trauma’s. Dergelijke onmeetbare milieu-geïnduceerde invloeden domineren een mens die overwegend een onbeschreven blad is, onverschillig gelaten door biologische factoren. De theoretische verzinselen en de inefficiëntie van de therapeutische benadering maakte en maakt nog steeds slachtoffers. Naast het leed, de verkwisting van middelen en energie, is er ook nog de politieke implicatie waarvoor men geen oog heeft. Een fout mensbeeld herschikt, verslecht de kwaliteit van het denkkader voor beslissingen. Op dit terrein geldt er een naadloos verband met de vervalsingen in de antropologie.

B) Boas (1858 – 1942), de meest invloedrijke antropoloog, toonde “na uitgebreide metrische studies op immigranten en hun nakomelingen aan dat de vorm van het hoofd een adaptief kenmerk is dat bepaald wordt door milieu-invloeden. Dit was een conclusie die belangrijk was voor rassenstudies en die onderbouwd werd door latere onderzoekers.” (cit. Enc. Britt.) Amerikaans geboren kinderen van langhoofdige Sicilianen en kortschedelige Duitse Joden bleken volgens zijn metingen, onder invloed van het landschap op slag naar hetzelfde hoofdtype te convergeren. Pas in de laatste decennia is men ertoe gekomen om de metingen van deze onaantastbare autoriteit kritisch te onderzoeken. Zowat alles lijkt beschamend foutief te zijn, behalve dan de bedoelingen: deze waren ongetwijfeld politiek correct. In de navolgende tijd bepaalden de verzinsels van zijn leerlingen zoals Mead (1901 – 1978) de politiek-wetenschappelijke kalender. Het natrekken van de gegevens door Freeman leidde in 1983, na tientallen jaren volgehouden misleiding, tot “Margaret Mead and Samoa, the making and unmaking of an anthropological myth”.

De periode waarin de verzonnen metingen en feiten meest cruciaal met politieke besluitvormingen interfereerden ving aan in 8/1918. De maakbare mens verschafte geloofwaardigheid en ook letterlijk en figuurlijk krediet aan het machtstreven van de bolsjewistische minderheid. In de ogen van bvb L’Humanité en van Brits Labour kwam het einddoel van de wereldverbeteringen in zicht: de installatie van de klasseloze samenleving: een rationele en daarna ethisch geïnspireerde afgeleide van een gotisch basisthema. De ontwikkeling ervan had een Westers voorstellingskader gegenereerd dat toen, vanaf 8/1918 ook wetenschappelijk gefundeerd was. Foch en Churchill streefden de eliminatie van het sovjet schrikbewind na. In de manipulaties rond de aansluitende politieke besluitvorming moesten zij de duimen leggen. Een stroom aan dollars ondersteunde de dramatische afloop van een burgeroorlog die 13 à 15 miljoen doden koste (vanzelfsprekend niet te onderscheiden van de slachtoffers van de Spaanse griep).

Verder impliceerde de maakbare mens de overbodigheid van gezinnen. Het mensbeeld verantwoordde de installatie van kolchozen en de collectivisaties, bvb deze van de landbouw in de Oekraïne in 1933, die op zich zeker 6 miljoen doden koste. Voor de machtshebbers was de uitbreiding van de mogelijkheid tot centrale controle vanuit zowel de ethisch-filosofische als de wetenschappelijke theorie een welgekomen neveneffect. Natuurlijk was het Stalin die de quota van de eliminaties bepaalde en waren het niet de ethische vervalsers. De socialistische uitvoerders verantwoordden wel moeiteloos hun daden bij de realisatie van het collectiviserende project door een vervalst wetenschappelijke theoretische basis. Men kwam nauwelijks ooit tot het stellen van enige schuldvraag. Het aantal doden wordt door het goede doel verantwoord. Schuldigen binnen het kader van de ontworpen socialistische ethiek, bvb aan bezit, hadden niets anders verdiend dan bvb de kunstmatige hongersnood. Het feit dat Locke ooit privé bezit bedoelde als uitvloeisel van “de gift van God aan de mensheid” stond niet in de weg dat staatsbezit een hogere ethische, rechtvaardigings- of verantwoordings-waarde aangemeten werd vanuit het universalistische gelijkheidsbeginsel.

Het hoogtepunt van de ethische inspiratie en motivatie grijpt plaats op een nationaal niveau en komt overeen met een tijd van strijdende staten. In deze periode kiest het succesvolle deel van de eerste stand overal opportunistisch voor de heerser in plaats van voor zijn onderdanen. De grote oorlogen worden gevoerd met collectieve doeleinden, die ethisch nauw verwant zijn. Ongeëmancipeerde landbouwersgezinnen leveren de soldaten. In Europa beïnvloedt voluntaristische bedoeling, wil, “op zijn Lamarckiaans” de resultaten (of soms nog wel in samenhang met het oude, magisch verbindende gebed): In vorderende stadia van verwoording overwint geest materie: “Nous allons vaincre parce que nous savons plus souffrir que les Allemands”. De stalen wilskracht van de soldaat moet hem maar onverschillig maken voor koude of honger. In Vietnam leek het voldoende dat men “het kwade” bestreed om te winnen. Na eender welke overwinning moest het immer socialistische establishment de zege hoe dan ook uitdiepen door een verdere afrekening met de gehate metende biologie. De associatie van verliezers met ethische schuld kon klemtonen krijgen die afhankelijk waren van het resultaat. Een op meting gebaseerde theorie met intrinsiek beperkte menselijke mogelijkheden kon hoe dan ook niet anders dan onveranderlijk overal taboe blijven, zeker daar waar de staat de hoofdrol moest blijven spelen.

C) Michurin (1855 – 1935) was oorspronkelijk een tuinbouwkundige die hoofdzakelijk door kruising een aantal nieuwe fruitvariëteiten ontwikkelde. Hij installeerde de officiële en politiek correcte, dus Lamarckistische, plantengenetische school in de stad Koslov die in 1932 naar hem Michurinsk genoemd werd. Parallel ermee bleef de belangrijke wetenschappelijke traditie op dit vlak in Rusland bestaan. De grootste kennis ter wereld over landbouwgewassen was er verzameld door Vavilov. Hij werd in 1940 gearresteerd en stierf minder dan drie jaar later in de gevangenis. In 1948 werd de klassieke genetica er formeel verboden. Een typisch Westerse, voluntaristische vooringenomenheid lag aan de basis van de nieuwe theorie: bedoelingen beïnvloeden resultaten, geest determineert materie. Vooral onder zijn leerling en opvolger Lysenko (1898 – 1976) nam deze ethisch geïnspireerde pseudowetenschap een grote vlucht. Kammerer uit Wenen had het Lamarckisme bewezen door de overdracht van een verworven eigenschap bij padden aan te tonen. Hij werd met veel eerbetoon in Sowjet-dienst genomen. In 1926 werd aangetoond dat de betrokken padden met oost-indische inkt ingespoten waren. Alhoewel het niet vaststaat dat hijzelf voor het bedrog verantwoordelijk was, pleegde Kammerer nog datzelfde jaar zelfmoord. Dit blijkt het enige geval waarbij ethisch verantwoord bedrog met schuldgevoel gepaard ging.

D) Het hoogtepunt van de realisatie van de ethisch correcte voorstellingen over de aard van de natuur werd in China bereikt met “De grote sprong voorwaarts”. Mao introduceerde een landbouwtechniek die gebaseerd op Lysenko’s theorie: Ze inspireerde tot tal van concrete richtlijnen die in de gecollectiviseerde landbouw opgelegd werden. Zo zouden graankorrels “in gezelschap” van bvb maïs gemakkelijker groeien omdat de natuur zich analoog met de klassensolidariteit zou gedragen. In het voorjaar’60 greep de grootste hongersnood aller tijden plaats, met zeker 30 miljoen doden. Gezagsvolle professoren kwamen terug van goedkope vriendenreisjes naar China en bevestigden woordelijk “dat een revolutie weliswaar enige offers vergde, maar dat nu alle Chinezen de zekerheid hadden van hun dagelijkse portie rijst”. Het herinnert mij persoonlijk aan mijn oudste metapolitieke confrontatie, helemaal in het begin van de jaren zestig, en ze vervult mij nog steeds met enig gevoel van kwaadheid. Tot bij mij thuis werden de getuigenissen aanvaard van de experts “met hun eigen ogen” die deze vaststelling gedaan hadden. De Chinese ontnuchtering stond de blijvende mythe in Europa niet in de weg. Zelfs de eenvoudige vraag naar schuld werd nooit gesteld. De onverbrekelijke trouw van Westerse professoren, journalisten en politici aan zowel daders als aan de ethische vervalsers werd nooit in vraag gesteld. Geestdrift voor Mao stond geen enkele politieke of academische carrière ooit in de weg. Door de theorie van Lysenko werd (klasse)misdadigheid ook erfelijk verworven waardoor de verwanten van schuldigen terechtgesteld dienden te worden. Zelfs verre familie werd opgespoord en uitgeroeid wegens Lysenko-besmetting met bourgeois gedrag, alsook het hele dorp van 350 families waaruit Lon Nol afkomstig was, de generaal in Cambodja tot 1975.

E) Khieu Sampan behoorde tot de dominerende “Parijse groep” binnen het Rode Khmer regime. De naam van verwijst naar een aantal beursstudenten van ca. 1949 tot 1959 uit de geprivilegieerde Cambodjaanse middenklasse. Via velerlei studie-inspanningen werden ze vooral politiek geïnspireerd. Een van hen was Saloth Sar, de toekomstige Pol Pot of “broeder nr. 1” van de “Angka” (organisatie - Pas een tijd na de machtsovername werd bekend dat deze de communistische partij zelf was.) In Parijs besteedde hijzelf meer tijd aan zijn politieke bewustwording dan aan zijn studie van radiotechniek, hij verloor zijn beurs en moest al in 1953 terug. Minder bekend is de naam van de ijverige, wat volgzame Khieu Sampan. Hij doorliep wel met succes universitaire studies in politieke en sociale wetenschappen. De Parijse professoren vonden een geschikte voedingsbodem voor hun Maoïstische idealen in de gewillige Khieu. Zijn doctoraatsthesis uit 1959 was de blauwdruk van het politieke model dat de Angka zou uitvoeren. Hij koos dan kennelijk voor een andere optie als zendeling dan de academische carrière van zijn directe mentoren. Met stevige geloofsbrieven werd hij hetzelfde jaar nog directeur van de Franstalige “L’Observateur” in Pnom Penh. In 1975 jaar leidde hij er als militair bevelhebber zijn troepen binnen en wat later was hij eerste minister en dan president van de Democratische Republiek. Beslissingen werden feitelijk meer collectief genomen. Khieu Sampan bleek altijd meer de woordvoerder, theoreticus en cijferaar. Tegen het einde van zijn bewind lichtte hij deemoedig het aantal slachtoffers ervan toe: 3000 vergissingen en 11 000 executies van Vietnamese agenten. In werkelijkheid moet er een meer dan honderdvoudig aantal terechtgestelden geweest zijn, schuldig aan de meest onvoorstelbare klassenmisdrijven. Het pleit voor de Fransen dat ze enige terughoudendheid vertonen bij het beklemtonen van hun en zijn rol.

F) Gould (1941 – 2002) had een waaier van actieterreinen maar was vooral effectief in dat van de intelligentiepsychologie. Hij was, vooral met zijn “The mismeasure of man” uit 1981, de belangrijkste vertolker in de golf van valse beschuldigingen tegen de vooraanstaande intelligentiepsycholoog Cyril Burt (1883 – 1971). Deze had vóór 1940 metingen uitgevoerd en verzameld over tweelingen en IQ-tests. Bij verhuizingen tijdens de oorlog waren de dozen met haastig ingepakte gegevens tijdelijk verspreid geraakt. Eenmaal de informatie geleidelijk terug bijeengebracht was publiceerde hij de analyses ervan, vooral vanaf 1955. Daarbij ging hij soms slordig met zijn cijferwerk om. Niettemin waren de resultaten van zijn berekeningen kennelijk betrouwbaar. Ze werden.nadien in grotere onderzoekingen volledig bevestigd. Burt bleef onduidelijk over de inderdaad redelijk oude bronnen die hij statistisch verwerkte. Vanaf het verschijnen van een beschuldigend voorpagina-artikel in de “Sunday Times”, vijf jaar na zijn dood, op 24/10/1976, werd een campagne opgestart met Stalinistische allures. In een strategie van de aanval is de beste verdediging werd een vermeend bedrog geënsceneerd en aan de kaak gesteld door een waaier van ethisch geïnspireerde, overwegend socialistische journalisten en wetenschappers. In 1979 bevestigde de Britse Vereniging van Psychologen dat Burt schuldig was aan vervalsingen. Er rees nauwelijks een bedenking als bleek dat S. J. Gould zijn bestseller schreef met het beeld van Lenin naast zijn schrijftafel. In 1992 werd het vermelde besluit in stilte herroepen. Zo kon men net de publicatie voorafgaan, het jaar nadien, van twee aparte studies die allebei Burt zowat volledig vrijpleitten. Niet alleen het “ijzerspinazie effect” zorgt ervoor dat de twijfel over zijn wetenschappelijke integriteit niet tot de periode 1976 tot 1992 beperkt blijft. Het hele opzet is en blijft nog steeds met kwaadaardige bedoelingen doorspekt. Hij was wat tot de verpersoonlijking gebombardeerd van de authentiek Westerse mentaliteit om de natuur, maar nu deze van de mens, te chronometreren, wegen, testen, meten en thans met groot succes te analyseren, met verbeterde technieken. De “mogelijkheid dat meetgegevens van verschillende eenheden konden geaggregeerd worden tot gemeten grootheden die aan betekenis wonnen, precies door de toevoeging van volkomen andere meetgegevens die echter voldoende sterk samenhangen (correleren)” werd ondertussen ten volle onderkend en benut. Het IQ en de algemene factor van intelligentie zijn de eerste en nog steeds meest betrouwbare voorspellende metingen voor tal van persoonlijke zowel als maatschappelijke indicatoren. Andere, zoals neuroticisme, extraversie en consciëntieusheid zouden volgen, evenals op het niveau van de samenleving onzekerheidsvermijding, individualisme en het aanvaarden van machtsongelijkgheid. Het zijn onverdraaaglijke concepten voor de ethisch geëngageerde infiltranten in de wetenschappen. Hun doeleinden lopen parallel met deze van professoren die denken hun posities te moeten verantwoorden doordat hun geïsoleerde wetenschapstakken een onaantastbaar, bovennatuurlijk bestaansrecht genieten. Hun slachtoffers zijn niet alleen de talloze begaafde jongeren uit de minder begoede milieus die niet meer met een vergelijkbare efficiëntie gedetecteerd worden als veertig jaar geleden om hoog gekwalificeerde studies te doorlopen. De hele maatschappij wordt in haar doelmatigheid aangetast door de ontkenning dat er iets als een aangeboren intelligentie bestaat, doordat intelligentie onbenut blijft en dat er ook een taboe gegroeid is om het als een voorspellend criterium van kwaliteit in vakmanschap en bekwaamheid te beschouwen. De mentaliteit van fier te zijn op de eigen ongecijferdheid, en daar niet aan te werken, staat ermee in verband. Het is ook een bijkomend middel voor de centrale macht (bvb van partijen en loges) om impliciet te verantwoorden dat pionnen en geen “bekwamen of intelligenten” op centrale posities worden gedeponeerd.

G) Lewontin (1929 - ... ) is binnen de groep van zes geciteerde wetenschappers, met Freud, Boas, Michurin, Khieu Sampan en Gould, de meest actuele en hopelijk ook de afsluitende (en niet afwerkende) figuur. Lewontin stond overigens ook aan het hoofd van het Harvard departement waar Gould werkte. Zijn “bijdrage”uit 1972 over de verscheidenheid onder de mensen wordt in een apart artikel besproken. De vervalst wetenschappelijke besluiten hebben een unieke band met de Belgische wetgever. Zij verantwoordden het exclusief prioritair stellen van de Westerse waarde van de biologische en universele inwisselbaarheid van mensen op die andere Westerse waarde van vrijheid.

De continuïteit van Boas naar Lewontin verloopt over Boas’ leerling Montagu die de idee van zijn meester om het zogenaamd ras als een sociale constructie te beschouwen uitwerkte in 1942. Deze cociale constructie-theorie wordt in een aantal disciplines nog steeds ernstig genomen, bvb ook over de geslachten.
De eerst twee symbolische personen in het rijtje van zes kunnen door hun leefperiode niet op dezelfde manier geduid worden door het gebruik van de retoriek van Lenin en Mao. De middenste twee namen zijn verbonden door Lamarck en de dynamiek van het verloop in de periode van de strijdende staten. Die liet toe dat hun denkwerk rechtstreeks tot uitvoering leidde. De laatste twee namen kaderen meer in een “tegenaanval die de beste verdediging is”. Ze legden een stoutmoedige bekwaamheid aan de dag die ook hun tegenstanders, de metende wetenschappers, met bewondering vervult, maar die hen ook vaak heeft verlamd. Op enkele uitzonderingen na weigert men te erkennen dat men zich in een strijdperk bevindt, dat men belaagd wordt en laat men na zich te verdedigen.

ACTUALITEIT EN KEUZE VAN PRIORITEIT

Er is een andere categorie slachtoffers dan deze die al besproken werden en die doorloopt met daderfiguren als Mugabe en Kim Il Sung. Alweer in het verlengde van de idee dat wil resultaten beïnvloedt, dat de mens maakbaar is en dat het heil moet komen van de staat en zijn leiders, ligt de opvatting dat een planeconomie inherent superieur is aan een vrije markt. Het winnen van de koude oorlog door de landen van de economische vrijheid heeft het enthousiasme over de rol van de staat getemperd tot zelfs in het hartland van de Gotiek, in West-Europa. Wanneer winkelrekken leeg raken en honger opkomt, is dat een enige les die men aanvaardt (niet altijd: N. Korea). Kort na 1991 kende Rusland een ware epidemie van depressies en hartproblemen, vooral bij het mannelijke deel van de bevolking. Het was veruit de belangrijkste categorie slachtoffers van de overwinning in de koude oorlog. De schaarste had vertwijfeling, verlies van geloof en hopeloosheid veroorzaakt. Een aanzienlijk deel van de politici en opiniemakers die zichzelf ethisch verheven achten blijven echter kadavertrouw aan de ethische vervalsers. Trial and error heeft de praktijk wat bijgepast.

De theorie blijft in handen van de eerdere verantwoorders van het beleid en zij kiezen nog steeds voor het offensief. Biologie blijft taboe.
Natuurlijk zijn er twee zijden aan de vraag naar de rechtmatigheid van het standpunt van de politici, de journalisten, de sociologen en anderen die uit opportunisme hun blik beperken. Zij hebben uiteindelijk slechts de weg gevolgd die praktisch, achteraf bezien, blijkbaar naar de top heeft gevoerd. De ethische geloofsbelijdenis, de authenticiteit ervan, de verontwaardigde beving in de stem en andere finesses horen bij de bekleding van iedere publieke rol. Zij, de verbinders en verdelers, de eerste en tweede stand, vormen een conglomeraat van macht, bestendiging en verantwoording ervan.

Hun gelijk ligt in het bereikt hebben van hun positie. Maar in deze logica neemt men ook de aanloop naar de definitieve ethische hoogheidswaan tegen beter weten in, zoals deze die China vastroestte vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw. De prijs aan menselijk leed die men aan dat comfort, aan dat soort luie conservatisme betaalt, wordt op termijn onvergelijkelijk met alles wat er tot dan geofferd is geworden op het altaar van de eigen ethische waarheid.
Het weerleggen van de totale maakbaarheid komt onaangenaam over bij leidersfiguren omdat het precies de mogelijkheid of de illusie van hun grenzeloze macht beknot. De afbreuk aan het beeld van de kneedbaarheid koppelt terug op de logisch samengestelde verantwoordingen van hun centrale machtspositie. Het beperkt de haalbaarheid van hun projecten, legt banden aan hun grillen en ook aan de verhalen langs welke ze mensen kunnen overtuigen de gekste dingen te doen. Politici hebben wel degelijk hun argumenten om metende wetenschappers uit te schelden. Voor hen blijft het de taak van de eerste stand om verbindingsmiddelen te produceren in hun dienst, ook bvb om te amuseren, maar nog meer om de bestaande machtsongelijkheid te verantwoorden. Het nutscriterium voor waarheid is hun functionaliteit in dit verband. Het is niet alleen het praktische criterium maar ook dat van reactionaire en verkrampte progressievelingen. Het is ook impliciet het waarheidscriterium van ONS, van de interpretaties van onze eigen “gotische” ziel. Voor de praktische politici zijn priesters, clowns, entertainers, journalisten, interviewers en wetenschappers één pot nat. Enkel een crimineel kan twijfelen aan wat vastligt uit de ethiek, of uit de logica van de macht of aan grote waarheid, voor hen alle drie synoniemen. Hun standpunt is wel degelijk volgens de rede te formuleren: Wat inderdaad brengt de kennis van metingen aan, specifiek aan mij? Het in stand houden van de illusie van controleerbaarheid is het sterkste middel om effectief macht te realiseren.

Frank Zwijgers

1 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Ja, waarschijnlijk dus het is

8:47 a.m.  

Een reactie posten

<< Home