zaterdag, juni 11, 2005

DE MARKTMAATSCHAPPIJ door Jan SERGOORIS TeKoS nr. 110


TeKoS nr.110

In de hedendaagse discussie over de globalisering staan twee kampen lijnrecht t.g.o. elkaar. Enerzijds heeft men de aanhangers van de globalisering die een onvoorwaardelijk geloof hechten in de kracht en de weldaden van de vrije markt. Anderzijds zijn er de “anti-globalisten” of “anders-globalisten” waarvan een niet onaanzienlijk deel de vrije markt beschouwen als voortbrengster van rampspoed. De huidige discussie leidt tot een ideologische stellingenoorlog, een psychologische muur, waarbij men een rechtstreekse link ontwaart naar de twee kampen die tijdens de ‘Koude Oorlog’ tegenover elkaar stonden: de aanhangers van het communistisch systeem (de Sovjet-Unie en haar satellieten) versus de voorstanders van het liberale kapitalisme (‘het Vrije Westen’). De val van de muur heeft niet kunnen verhinderen dat de discussie van toen heden wordt verder gezet in een andere context.

We weigeren halsstarrig partij te kiezen in deze discussie die ons niet meer dan een anachronisme lijkt. Meer dan tachtig jaar socialisme laat op mondiaal vlak een gedecimeerde bevolking en een catastrofale economie achter. De mislukking van het communisme op economisch, politiek, sociaal cultureel en menselijk vlak is totaal. Maar van daaruit de conclusie trekken dat het kapitalisme de definitieve overwinnaar is en het alternatief vormt voor de toekomst toe is onjuist. Dit globaliserende kapitalisme biedt de mensheid geen enkele toekomst en is even nefast voor de samenleving. De nostalgie naar de tijd van Lenin en Ché Guevara zoals “ondemocratisch links” voorstaat doet ons met afgrijzen vervullen. Voor ons hebben beide systemen hun inefficiëntie ten volle bewezen.

Een kritiek op het ‘liberaal-kapitalisme’ en haar globaliserende gevolgen is echter geen veroordeling van de ‘vrije markt’ ‘an sich’. De vrije markt bestaat reeds duizenden jaren, lang voor het ontstaan van het kapitalisme vanaf de eerste arbeidsverdeling. Vanaf het moment dat de mens niet alleen meer de zorg had om zijn biologisch voortbestaan en hij tijd kon maken om producten voort te brengen (ambachten) die voor de mens bruikbaar was werd aan ruilhandel gedaan. De geïnvesteerde arbeidstijd, de beschikbaarheid (aanbod) en de behoefte aan het product (vraag) bepaalden de prijs. Dit principe gold van oudsher, vanaf het neolithicum (ontstaan van landbouw en veeteelt) tot de hedendaagse diensteneconomie.

Het is daarbij zonneklaar dat de ‘vrije markt’ als economisch model enkele voordelen kan bieden die een staatsgeleide economie per definitie niet heeft. De ‘vrije markt’ kan de creativiteit van mensen stimuleren, een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen innoveren. Vrije concurrentie op een vrije markt kan ervoor zorgen dat kwalitatief hoogstaande producten kunnen geproduceerd worden. En als deze dan ook nog goedkoop kunnen aangeleverd worden kan dit vooral de consument ten goede komen. De markt is eveneens flexibel: wanneer een product het slecht doet omdat de consument het niet voldoende apprecieert dient een bedrijf zich te heroriënteren om in te spelen op die markt.

Maar het onderkennen van de gunstige effecten van een vrije markt is nog wat anders dan een pleidooi houden voor een ‘marktmaatschappij’ waarin niet alleen de economie maar de gehele samenleving georganiseerd dient te worden volgens de principes van vraag en aanbod. Men stelt de rol van de staat in vraag en ontzegt haar elke regelgeving. De hedendaagse privatisering van de publieke diensten (post, de spoorwegen, de télécommunicatiesector, het gas en de elektriciteit) is een eerste stap in deze richting. Maar de privatisering gaat nog verder en spreidt zijn tentakels ook over het onderwijs, de medische sector (ziekenhuizen), het beheer van drinkwater, enz... Het marktdenken verwordt tot een ideologie, een religie, een gesecularisserd geloof die een “passe-par-tout oplossing” biedt voor elk bestaand probleem in de samenleving. Ook democratische en ethische waarden worden besmet door het marktvirus.

George Soros neemt het begrip ‘marktfundamentalisme’ in de mond. Volgens Ricardo Petrella luiden de ordewoorden van de hedendaagse samenleving op mondiaal vlak: liberalisering, privatisering en deregulering. Zij vormen de brandstof voor de huidige globalisering. Of het nu gaat om lokale of om mondiaal georiënteerde ondernemingen of om de overheid, de hoofdbetrachting is steeds ‘concurrentieel’ te zijn. Iedereen (ook Rusland en China) probeert in alles concurrentieel te zijn tegenover de andere. Het concurrerend zijn is niet langer een middel om een doel te bereiken maar is verworden tot een doel op zich (R Petrella, Grenzen aan de concurrentie, 94… pp 12). En of het nu gaat om vertegenwoordigers van de industrie, de vakbonden, de media of de verschillende politieke partijen. Overal is het motto eensluidend: “Regulering is taboe, privatisering is in”.

Per definitie wordt aangenomen dat privatisering synoniem staat met kwaliteit, dat het lagere prijzen garandeert en dat het bijdraagt tot een hogere welvaart van de samenleving in zijn geheel. Maar is dit wel zo? Volgens H. Seghers (‘De nieuwe collaboratie’) gaat de stelling dat privé-initiatief per definitie meer succes heeft dan de overheid niet op. Het tegenovergestelde is waar. Wat de zuiver industriële projecten betreft, heeft de overheid een grotere succesratio dan de privé-sector. Dat is eenvoudig te verklaren. Om te beginnen heeft de overheid steeds meer fondsen beschikbaar. Bij gebrek aan aandeelhouders die onmiddellijke winsten willen zien, kan ze ook op langere termijn plannen. Bovendien heeft de overheid de reglementaire instrumenten om haar industriepolitiek meer kans op slagen te geven (H Seghers, De nieuwe collaboratie, Davidsfonds, 1997, pp 70-71).

Het is trouwens volledig fout te veronderstellen dat de privé-sector per definitie garant staat voor een gezond en goed beheer van de economie. Kenmerkend voor het ‘marktfundamentalisme’ bestaat erin te geloven dat er op macro-economisch vlak absolute waarheden bestaan. Net zoals het marxisme gelooft het ‘marktfundamentalisme’ een wetenschappelijke grondslag te hebben en gaat ervan uit dat er voor elk probleem een oplossing bestaat. Kenmerkend voor deze zienswijze is dat het uitgaat van of/of beoordelingen: als een bepaalde bewering onwaar is is het tegenovergestelde automatisch waar. Zo is het juist dat overheidsingrijpen in de economie dikwijls negatieve gevolgen heeft. Maar nuancering is op zijn plaats. Daarom dienen we een onderscheid te maken tussen staatsgeleide centrale planning, de verzorgingsstaat van na WO II en een keynesiaans bestedingsbeleid. Het marktfundamentalisme gaat ervan uit dat èlke vorm van staatsinmenging per definitie fout is en privatisering de enige oplossing vormt.

We kunnen niet ontkennen dat er reële wantoestanden bestaan in de openbare diensten. En specifiek voor dit land komt daar nog eens een verregaande politisering bij waarbij de partijkaart belangrijker is dan de professionele bekwaamheid. Maar vanuit deze vaststelling een pleidooi houden voor privatisering is het kind met het badwater weggieten. Het zou veel efficiënter zijn de kanker van de politieke benoemingen eens grondig aan te pakken. Van openbare diensten alleen maar winstgevende bedrijven willen maken houdt in dat alleen de rendabele diensten behouden blijven. We moeten echter beseffen dat een openbare dienst in de eerste plaats een non-profitbedrijf is met als doel diensten te verlenen aan de bevolking. Dat dit moet uitgevoerd worden door bekwame professionels is nogal wiedes. Trouwens, zoals reeds aangehaald staat privatisering helemaal niet synoniem voor een efficiënter beleid. Herman Seghers zegt hier het volgende over: “Ook privé-bedrijven maken fouten en verspillen geld. Het groot aantal faillissementen en sluitingen is een indicatie van het aantal verkeerde beslissingen in de privé-sector. Er gaan relatief meer miljarden en arbeidsplaatsen verloren in privé-bedrijven dan in overheidsondernemingen”.

Volgens journalist en vakbondsman Gérard de Selys werd de helft van de staatsschuld in 1985 (4914 miljard fr) tussen 1980 en 1985 besteed voor directe en indirecte steun (fiscale tegemoetkomingen) aan het bedrijfsleven. In België gingen er in het jaar 1990 3850 ondernemingen failliet, 4400 in 1991, 5320 in 1992 en 6130 in 1993. De 6360 faillissementen van 1994 hebben een verlies van 27.819 banen veroorzaakt. Terecht merkt de Selys op dat men nooit statistieken maakt over de gederfde inkomsten van de staat als gevolg van deze faillissementen. Denken we maar aan de BTW, de belastingen en de sociale zekerheid die men op deze wijze misloopt. Maar er is meer. Het Fonds voor sluiting van ondernemingen moet het personeel schadeloosstellen, de werklozen moeten betaald worden en de koopkracht van de betrokkenen daalt. Volgens het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zou er in 1993 alleen al 174,5 miljard fr aan werkloosheidsuitkeringen betaald zijn. Het Planbureau schatte het verlies voor de staat bij elke verdwijning van een baan op 700.000 fr. In 1993 waren er 620.000 volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, maar meer dan 1 miljoen personen in de actieve leeftijd zaten zonder werk. De herstructureringen, ‘afslankingen’ en faillissementen in de privé sector hebben de staat op één jaar tijd dus 7000 miljard fr gekost (Gérard de Selys, De kraak van de eeuw, EPO, 1997, pp 30).

De privatisering van nutsbedrijven in onze buurlanden tonen aan dat het winstgevender maken van bedrijven dikwijls ten koste gaat van de kwaliteit van dienstverlening. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld voelde men onder het Tatcher bewind de noodzaak om het drinkwater te privatiseren. Na enkele jaren kwam men tot de vaststelling dat het netrendement sterk was verlaagd en dat men niet meer bij machte was om permanent water te leveren. Naast het droge weer bleken vooral de particuliere drinkwaterondernemingen tekort te schieten. Toen de staat Californië in 1997 haar stroomproductie privatiseerde kende zij op dat ogenblik een overcapaciteit aan stroom van ongeveer 30 %. In januari 2001 werd de noodtoestand uitgeroepen. Twee grote elektriciteitsbedrijven stonden op de rand van een faillissement waardoor de geprivatiseerde stroomproducenten nog langer weigerden stroom te leveren. Resultaat was dat miljoenen huishoudens, ziekenhuizen en grote bedrijven zoals Apple en Hewlett-Packard daardoor zonder stroom kwamen te zitten. Alleen de gevangenissen bleven buiten schot. Het rechtstreekse gevolg was dat door het productietekort de prijzen naar omhoog schoten. De staat diende daarom zelf voor miljarden dollars stroom in te kopen. Deze nieuwe belastingen werden verhaald op de burger.

Kijken we ook even naar de privatisering van de spoorwegen in onze buurlanden dat duidelijk ten koste ging van kwaliteit en efficiëntie. In Groot-Brittannië zijn door de invloed van Railtrack, de privé beheerder van de Britse spoorwegen (sinds 1994 geprivatiseerd) de schulden van het bedrijf op 7 jaar tijd opgelopen tot 5,3 miljard euro. Anderzijds is ook de veiligheid er op achteruit gegaan. Het bedrijf dat medeverantwoordelijkheid wordt verweten voor het ongeluk nabij het Londense station Paddington in oktober 1999 (31 doden) wordt beschouwd als een van de slechtst functionerende in Groot-Brittannië. De overheid zag zich daarom genoodzaakt om opnieuw meer te gaan participeren in Railtrack. In Nederland bleven de Nederlandse spoorwegen wel in overheidshanden maar vanaf 1995 werd begonnen met de voorbereidingen om het bedrijf beursklaar te maken. Door zich te veel te willen focussen op winstmaximalisatie werden een groot aantal loketten gesloten en werd te laat geinvesteerd in nieuwe treinstellen. Sindsdien hebben de spoorwegen te kampen met overvolle treinen en urenlange vertragingen.

Dat marktwerking garant staat voor efficiency en lagere prijzen strookt evenmin met de waarheid. Als er al lagere prijzen zijn gelden die alleen voor de grootverbruikers, niet voor de consument. Enkele voorbeelden daarvan. In de VS werd het luchtvaartverkeer eind jaren 70 bijna van de ene op de andere dag gedereguleerd. Capaciteit, frequentie, routes en tarieven alles kwam voortaan tot stand via de ‘vrije markt’. Dit leidde in het begin tot een explosie van het aantal luchtvaartmaatschappijen en nauw daarmee samengaand tot dalende tarieven. Maar veel nieuwkomers verdwenen even snel als ze gekomen waren. Om de kosten te drukken en schaalvoordelen te realiseren, gingen luchtvaartmaatschappijen de krachten bundelen. Volgens het Amerikaanse ministerie van verkeer hebben nu zes maatschappijen 80 % van de binnenlandse markt in handen, een hogere concentratiegraad dan voor de deregulering!!! Gevolg is dat er op de meeste routes weinig of geen concurrentie is, waardoor de tarieven in reële termen gemiddeld een kwart hoger liggen dan in 1979 (DS 25/5/2000). Alleen op de grootste routes waar verschillende maatschappijen met elkaar in concurrentie staan, liggen de tarieven 1/3 tot 1/2 lager.

Het zelfde verhaal zien we met de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt in Europa. Er wordt verwacht dat dit de burger een aanzienlijke tariefreductie zal opleveren. Maar volgens Jos Ansoms (CD & V), voorzitter van Intermixt, de vereniging van gemengde intercommunales, stevenen de gemeenten af op een inkomstenverlies van 300 miljoen euro. Hij voorziet dat een gevoelige belastingsverhoging de enige uitweg rest voor de gemeenten om de gederfde inkomsten te compenseren (DS 20/6/2002).

Maar abstractie gemaakt van de kwaliteitsstijging en de lagere prijzen waar we de nodige vraagtekens bij plaatsen leidt het mondiale proces van privatisering onmiskenbaar naar een tweedeling in de maatschappij. Volgens Joseph Stiglitz de vroegere chef-econoom (1997-1999) van de Wereldbank is het feitelijk aantal mensen dat in armoede leeft met bijna honderd miljoen toegenomen, ondanks de herhaalde beloften van armoedebeperking die in het laatste decennium van de twintigste eeuw zijn gedaan. En dit gebeurde in de zelfde periode waarin het totale wereldinkomen met gemiddeld 2,5 % per jaar toenam. In 1990 leefden 2,7 miljard mensen van minder dan 2 dollar per dag. In 1998 werd het aantal armen dat van minder dan 2 dollar per dag moest rondkomen op 2,8 miljard geraamd (J. Stiglitz, Perverse globalisering, het Spectrum, 2002, pp 23).

Jan Marijnissen (SP in Nederland) merkt op dat de lonen voor de gewone man stagneren terwijl de salarissen aan de top buitensporige afmetingen aannemen. Volgens het statistische jaarboek in Nederland kende Nederland in 1986 35.000 miljonairs (gemiddelde vermogen 2,3 miljoen gulden). In 1991 was dit opgelopen tot 51.000, in 1993 tot 101.000. In de VS groeide het BBP de afgelopen twintig jaar (tot 1996) met 2.000 miljard dollar gerekend naar de prijzen van 1990. Tegelijkertijd groeide ook de armoede. In 1994 leefde in de VS 15,1 % (39 miljoen) van de bevolking onder de armoedegrens. Vooral de rijken profiteerden van de economische groei (Jan Marijnissen, Tegenstemmen, pp 85-86, p 89). Kevin Philips is de auteur van het boek “Wealth and Democracy” een boek dat handelt over de hebzucht in de bedrijfswereld(corporate greed). Volgens hem bevinden de VS zich in een “major historical greed-period” met een nooit geziene concentratie van geld en macht. De auteur geeft ondermeer een overzicht van de verloning van Amerika’s tien meest betaalde chief executive officer (ceo). Het gemiddelde in 1981 bedroeg 3,5 miljoen dollar, in 1988 19,3 miljoen dollar en in 2000 154 miljoen dollar per jaar. Dat is een stijging met 4.300 % over een periode van minder dan tien jaar, waarin het gemiddelde loon van een Amerikaanse werknemer (zonder rekening te houden met de inflatie) ruwweg verdubbelde (DM 3/8/2002).

Naast een tweedeling in de samenleving leidt de ideologie van de concurrentie eveneens tot toenemende werkloosheid en tot de afbouw van de verzorgingsstaat. Arbeidskosten en sociale zekerheid zijn alleen maar obstakels op weg naar het economisch succes. In naam van de concurrentie regent het afdankingen; Ik som op: Renault-Vilvoorde, KTN (textiel), VUM, Philips, Alcatel, Bayer, Agfa Gevaert, Domo (textiel), City Bird, Danone, DHL, Marks & Spencer enz…

Maar ook gezonde bedrijven die serieuze winsten konden voorleggen gingen over tot afdankingen: Janssen Pharmaceutica (Beerse), ABN Amro (Nederland), Swedish Match, de medicijnengroothandel OPG in Nederland, Opel Antwerpen,… Toch werd overgegaan tot ontslagen omdat men op deze wijze de winstverwachtingen tracht op te vijzelen.

Journalist Johan Van Geyte (GVA) benadrukt dat de huidige trend in de economische besluitvorming in het bedrijfsleven gedicteerd wordt door de financiële analisten die niet verder kijken dan het volgend kwartaal. Twee kwartalen geen goede cijfers voorleggen is nefast voor het management omdat dalende aandelenkoers automatisch tot ontslagen leidt. Veel afdankingsoperaties blijken enkele jaren later totaal nutteloos te zijn omdat ze op hun beurt gevolgd worden door grote aanwervingscampagnes.

Maar naast de economische gevolgen (toenemende werkloosheid, de tweedeling in de samenleving, afbouw van de verzorgingsstaat, enz.. . ) heeft de marktmaatschappij ook gevolgen op het bestuurlijk-politieke vlak.


Democratisch deficit:

De komst van de marktmaatschappij gaat ten koste van inspraak van de bevolking, het zogenaamde democratisch deficit. Het is tijdens de Tatcher en Reagan-periode dat deze tendens zich heeft doorgezet.

Onder invloed van internationale organisaties zoals het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en de Wereldbank (de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) werd geleidelijk aan de ideologie van het marktfundamentalisme aan de wereld opgedrongen. Terzelfdertijd werd de macht van de nationale parlementen teruggeschroefd.

Hoe is het zo ver kunnen komen? Door de toename van de internationale handelsactiviteiten tijdens de jaren 60 en 70 ontstond de behoefte aan internationale betaalmiddelen waardoor het systeem met zwevende wisselkoersen werd ingevoerd. Geld begon vrij te bewegen over de landsgrenzen heen, m.a.w. de koers van de munten werd vanaf dan overgeleverd aan de wetten van vraag en aanbod.

Naast het nieuwe muntsysteem gingen tijdens de 70’ er jaren de meeste landen eveneens over tot de opheffing van de controle op het kapitaalverkeer. Na de crisis van de jaren dertig werd in de meeste Europese landen een scheiding doorgevoerd tussen deposito- en investeringsbanken. De eerstgenoemde verzamelden vooral spaargelden van particulieren die hoofdzakelijk gebruikt werden voor het verlenen van goedkoop hypothecair krediet of werden belegd in openbare diensten zoals het landbouwkrediet, het Beroepskrediet, de NMBS, enz… Op deze wijze kreeg de staat de beschikking over een grote massa investeringskapitaal voor het bevorderen van economische activiteiten. Vanaf de jaren 80 werd de scheiding tussen productief en sociaal kapitaal echter opgeheven. Vooral de stijgende kapitaalbehoeften van de gemondialiseerde technologische nijverheid (het wetenschappelijk onderzoek) leidde tot het dereguleren van de kapitaalmarkten. Het waren vooral het IMF en de Wereldbank die de auteurs zijn van deze politiek.

In het verlengde van de vernoemde organisaties werd in oktober 1947, de GATT(General Agreement on Tariffs and Trade) opgericht, een forum met als doel de wereldhandel vrij te maken. De Gatt, die in 1994 werd omgevormd tot de WTO (WHO = Wereldhandelsorganisatie), houd zich vooral bezig met het wegwerken van internationale handelsbelemmeringen (douanetarieven, invoerquota’s,…). Zij vormt samen met de wereldbank en het IMF een triumviraat.

Wat is nu het gevolg van dit alles? Door de deregulering van kapitaalmarkten hebben de verschillende nationale parlementen hun greep op de economie verloren. Zo werd de muntcreatie en de werkgelegenheid politiek volledig onttrokken aan de controle van de nationale staat. De instrumenten van het economisch beleid werden overgeheveld naar de reeds genoemde supranationale instanties. Zo wordt het toekennen van leningen aan landen uit de derde wereld afhankelijk gemaakt van de oekazes van deze internationale organisaties. In Europa was het vooral de EEG, voorloper van de EU, die de opheffing van de controle op de internationale kapitaalstransfers heeft doorgevoerd. Via de goedkeuring van de Europese eenheidsakte van Lissabon in 1986 werd het verdrag van Rome gewijzigd waardoor de Europese Commissie richtlijnen kon uitvaardigen die tot de opheffing van de controle leidden en dit zowel binnen als buiten de EEG. Vrije circulatie van kapitalen werd het hoofddoel van de EEG. Dit besluit was in geen enkel Europees Parlement onderhevig aan een parlementair debat. Met het invoeren van de euro verdween de nationale munt, het laatste symbool van de economische soevereiniteit van de nationale staat. De macht komt nu toe aan de Europese Centrale Bank (ECB), die noch democratisch wordt gekozen, noch onderhevig is aan democratische controle (A. Roossens, Mondialisering in Vredescahier).


ONDERWIJS EN VRIJE MARKT:

Tot 1986 beperkte de GATT-regelgeving zich uitsluitend tot grensoverschrijdende handel in goederen, met uitzondering van landbouw en textiel. Vanaf de Uruguayronde (WHO in 1986) werd eveneens de dienstensector ter sprake gebracht (GATS= General Agreement on Trade in Services). In Qatar ( november 2001) besliste men om de diensten op mondiaal gebied te gaan privatiseren (onderwijs, gezondheidszorg, enz..), m.a.w. zich wereldwijd open te stellen voor buitenlandse investeerders.

We houden ons hart vast, want de gevolgen daarvan voor het onderwijs zijn niet te overzien. In de jaren 80 openden de V.S., Canada en Groot-Brittannië de deuren voor sponsoring in het onderwijs. Dit was de oplossing voor het geldgebrek als gevolg van zware bezuinigingen in de publieke sectoren. Concreet heeft men de deuren van onderwijs- en cultuurinstellingen opengezet voor het bedrijfsleven. In ons land is het Vlaamse minister van Onderwijs, de liberale Marleen Vanderpoorten, die de kat de bel aanbond met haar voorstel reclame en sponsoring op scholen toe te laten. Het heet dan op het ministerie dat men de realiteit niet kan tegenhouden en men verwijst daarbij steevast naar de reeds aanwezige cola-automaten, de reclameboodschappen in de agenda, enz… (DS 10/3/2001). De minister ziet echter geen graten in het samen gaan van sponsoring en de opvoedkundige taak van het onderwijs.

De Vlaamse Onderwijsraad, een adviesorgaan van de overheid, uitte wel de nodige reserves bij dit voorstel. Ze vreest dat bedrijven hun diensten niet belangeloos zullen aanbieden. Overigens vraagt ze zich af of deze evolutie niet een eerste stap is van een overheid die zich geleidelijk zal terugtrekken (financieel) uit het onderwijs. Verder kan men zich de vraag stellen welke scholen er zullen gesubsidieerd worden? Leidt het niet tot willekeur wanneer de ene school gesponsord wordt en de andere niet? Creëert men daardoor geen ongelijkheid tussen scholen?

En abstractie gemaakt van deze praktische problemen, is het niet in de eerste plaats de taak van de school om kinderen op te voeden tot kritische burgers i.p.v. reclame te promoten ? Is het nog logisch wanneer kinderen thuiskomen met bijvoorbeeld sportkledij van een bedrijf dat tegen de milieuwetgeving ingaat of dat kinderarbeid toelaat? Zo bestond het voor enkele jaren dat een lokale afdeling van Amnesty International aan een Amerikaanse universiteit (de Kent State University) geen spreekbeurt kon geven over de schending van mensenrechten in Nigeria (1998). Elke kritiek op de houding van het bedrijf coca cola was taboe omdat de school een contract lopen had met het bedrijf (DS 9/9/2000).

Met de vermarkting van het onderwijs zien we eveneens een verschuiving ontstaan van het intellectueel-pedagogische naar het functioneel-praktische. Scholen zijn er heden vooral op gericht om leerlingen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Neil Postman drukt het op de volgende wijze uit: “Een goedbetaalde baan als hoger doel in het leven, direct gelieerd aan de ‘god’ van het consumentendom” (N Postman, Wij voeden op tot niets, Balans, 96, p 85).
De auteur A. Renaut (Les révolutions de l’ université : essay sur la modernisation de la culture) (95) houdt daarom een pleidooi voor het eerherstel der letteren, waar vandaag nu juist zo veel op wordt bezuinigd. Hij verwijst in dit verband naar het jaar 1793 toen de Franse Conventie alle (te wijsgerige) universiteiten sloot en ze verving door (meer praktijk – georiënteerde) ‘grandes écoles’. Wat bleek echter zo ‘n 80 jaar later? Het niveau van wetenschap en techniek in Frankrijk lag beduidend lager dan dat van Duitsland. Niet zonder belang want de Frans-Duitse oorlog werd mede beslist door een superieure Duitse techniek. Het gevolg was dat de universiteit in Frankrijk in ere werd hersteld. Renaut illustreerde hiermee dat ‘kennis om de kennis’ los van de eisen van de relevantie uiteindelijk tot meer relevantie leidt.
Informatica wordt vandaag echter veel belangrijker geacht dan geschiedenis of filosofie. Het “brengt voor het latere leven immers meer op”. Fortuyn brak in “de puinhopen van acht jaar paars“ (pp 61-63) een lans voor het herstel van de leraar als grote verteller van verhalen. De onderwijzer mag alleen maar verhalen vertellen met een kop, een middenstuk en een staart. Waarom? Omdat dit de enige effectieve manier is om aan leerlingen kennis over te dragen, te laten onthouden en zelf te laten interpreteren. Hij vindt het een verontrustende tendens dat de onderwijzer meer en meer vervangen wordt door de p.c. en zijn software. Hij is alleen nog maar de helper bij het opzoeken en vergaren van kennis. Met het nodige gevoel voor overdrijving luidt Fortuyns devies: “Flikker die p.c. a.u.b. de scholen uit”.
Ook Dr Boele (geloof in de markt) heeft bedenkingen bij de hedendaagse evolutie: “De computer creëert een ‘informatieverwekkend denkmodel’. Maar is het menselijk denken niet meer dan informatieverwerking? Zijn ideëen, gebaseerd op een reservoir van menselijke ervaring, niet veel belangrijker dan informatie, omdat één goed idee een enorme hoeveelheid informatie kan ordenen? Ideeën vindt men in goede boeken, in de geschiedenis, zelfs in sprookjes….’. En verder: “Maatschappelijk-relevante’ vakken knabbelen steeds meer uren af van de ‘mensvormende’ hoofdzaken, zoals geschiedenis, moreel besef, kritisch vermogen en creativiteit, die de mens nu juist tot mens maken. Maar juist die dingen waarvoor aandacht nodig is (literatuur, filosofie, kunst, cultuur,…) verdwijnen of worden wegbezuinigd onder druk van de markt…” (Dr C.P. Boele, Geloof in de markt, Boekencentrum, 98, p 87)

E.H. Kossman vindt dat de hedendaagse studenten aan de universiteiten in plaats van lichtende voorbeelden te zijn in de samenleving, zich vooral kenmerken door een ‘ethisch relativisme’, noem het maar onverschilligheid, dikwijls verkeerdelijk gelijk gesteld met ‘tolerantie’ (E.H. Kossmann, Vergankelijkheid en continuiteit – opstellen over geschiedenis, Bert Bakker, A’dam (p 95).

In tegenstelling tot het libertaire denken dat heden in zwang is gaat het christelijke en klassiek humanistische erfgoed (Grieken, Romeinen) ervan uit dat er van de individuele mens zonder bijsturing door de samenleving niets terecht komt. Vandaar het belang van normen en waarden. P.C. Kuyper, emeritus hoogleraar psychiatrie (Boele, op cit, p 90) ziet een rechtstreekse band tussen gebrek aan waarden en het steeds toenemende geweld bij jongeren. I.p.v. normen en idealen komen ze terecht in een productiemaatschapij gericht op concurrentie.
Toch verovert de marktmaatschappij het onderwijs niet zonder slag of stoot. Vooral vanuit academische hoek krijgt Minister Vanderpoorten de laatste tijd meer en meer de wind van voor. In een opiniestuk in de Standaard tekenen 139 academici van Belgische universiteiten en hogescholen verzet aan tegen de Bologna-akkoorden (juni 99), die tot doel hebben het hoger onderwijs in Europa te ‘harmoniseren’. Het na te volgen voorbeeld vormt het Angelsaksische model dat vooral gericht is op een snelle arbeidsgeschiktheid in functie van het bedrijfsleven. Officieel heet het dat men de diploma’s vergelijkbaar wil maken maar gevreesd wordt dat de akkoorden het terrein zullen effenen voor de greep van het bedrijfsleven op het onderwijs. Universitaire instellingen worden daarom in toenemende mate afhankelijk van de middelen en de wensen van het bedrijfsleven. Zo zien we dat de leerstoel patentrecht aan de KUL integraal gefinancierd wordt door de bedrijven Janssen Pharmaceutica en IBM. Bedrijven bezorgen geld in ruil voor de kennis daar aanwezig. Als het onderzoek dat ze financieren leidt tot octrooien en patenten, gaat de meerwaarde samen met de onderzoeker naar hen. Een bijkomend gevolg van de Bologna-akkoorden is dat het hoger onderwijs meer en meer het onderwijs in eigen taal zal laten varen t.v.v. de Engelse taal. Wetenschap beoefenen in een andere taal dan de moedertaal is echter nefast voor het voortbestaan van die taal.

MEDIA EN VRIJE MARKT:

Naast het onderwijs ontsnapt ook de media niet aan de tendens van de commercialisering. De grote adverteerders richten zich bij voorkeur op de grote massa en hevelen daarom steeds grotere delen van hun advertentiebudgetten over van de krant naar de televisie. Niet alleen omdat dit steeds goedkoper wordt maar ook omdat de kijkdichtheid van het t.v.-publiek toeneemt. Het gevolg is dat ook hier (cfr. onderwijs) de inhoud van programma’s sterk veranderen. Ze worden op de leest geschoeid van de massa, met vooral aandacht voor seks, sport en geweld.
Maar ook de stijl en inhoud van de journalistieke verslaggeving lijdt hieronder. Nieuwsuitzendingen verworden tot infotainment waarbij de scheidingslijn tussen nieuws en amusement verdwijnt. De presentatoren worden BV’s, even belangrijk dan het nieuwsfeit zelf.

Educatieve programma’s (kunst, filosofie, cultuur) moeten het afleggen t.o.v. schandalen en/of privé affaires. Kortom, de beeldvorming wordt belangrijker dan de inhoud. Politici willen zo veel mogelijk op t.v. en liefst in inhoudsloze spelletjesprogramma’s. In de politiek zijn de communicatiedeskundigen en PR verantwoordelijken belangrijker dan de politieke programma’s. Deze tendens wordt aangeduid als de ‘verslanging’ van de politiek. De ideeën ruimen de plaats voor de verpakking. In de VS worden presidentskandidaten klaargestoomd door choreografen die erop toezien hoe de kandidaat lacht, welke lichaamstaal hij gebruikt,…).
Een ander gevolg van de vermarkting van de media is de achteruitgang van de ‘leescultuur’ en de opkomst van de digitale cultuur (PC’s, gameboys,…). De jongste lichting universitair opgeleiden leest even weinig dan de laagst opgeleiden 60 jaar terug. Dit is een duidelijke achteruitgang want lezen oefent het geheugen, het concentratievermogen en het geduld. Men leest, herleest, overweegt, analyseert en vormt een oordeel. Kijken daarentegen is iets passief waarbij de uiterlijke presentatie het haalt boven de innerlijke overtuiging. T.V. is gericht op de massamens en creëert een standaardideologie. Robert Putnam toont in een studie, ‘Bowling Alone. The collapse and revival of American community’ aan dat de t.v. de directe oorzaak vormt van de aftakeling van de sociale netwerken in de Amerikaanse samenleving. Onderzoek in afgelegen Canadese dorpen die geen t.v. hadden toonde dat de sociale netwerken er intact zijn gebleven tot de dag dat een t.v.-mast werd ingeplant in de buurt.

Voor Boele vormt het een onrustwekkend verschijnsel dat de elite (journalisten, politici, managers, wetenschappers) eveneens het slachtoffer vormt van de vercommercialisering van de samenleving.
De bezittende klasse of culturele elite was vroeger draagster, voorloper van normen en waarden van de cultuur en investeerde mee in scholen, ziekenhuizen, bibliotheken, sociaal werk,… De moderne elite echter isoleert zich van de rest van de maatschappij en creëert haar eigen wereld (cocooning) van privé-scholen, private gezondheidszorg, particuliere kinderopvang,…hoog verheven boven de massa. De enige elite die niet te lijden heeft aan prestigeverlies is de financieel-economische elite. Zij ondergaat de bewondering van het grote publiek (Berlusconi, Bill Gates; en dichter bij ons: André Leysen, Marc Coecke van Omegapharma). Het denken van ondernemers en managers staat momenteel model voor de rest van de maatschappij.



GEZONDHEIDSZORG EN VRIJE MARKT:

In de gezondheidssector is er een evolutie merkbaar van een ‘verzorgingsstaat’ naar een ‘verzekeringsstaat’ die eveneens appelleert aan de zo geprezen individuele keuzevrijheid. In ons land maakte de Financieel-Ekonomische Tijd (FET) gewag van een ingrijpend hervormingsplan dat op het kabinet van Guy Verhofstadt lag te broeden met als doel om delen van de ziekteverzekering te privatiseren (tandzorg, kinesitherapie, kinderpsychiatrie). De plannen werden in alle toonaarden ontkend maar men kon niet verhelen dat er denkpistes worden gevoerd die in die richting gaan (DS 1/10/2001).
Vanaf november 2001 werd bij onderhandelingen door de WHO het licht op groen gezet om alle diensten, dus inclusief de gezondheidszorg geleidelijk aan te privatiseren. Regeringen zullen, ondermeer door het eerdergenoemde WHO en de Europese Commissie verplicht worden om de openbare dienstverlening open te stellen voor buitenlandse investeerders. Volgens Marc Vandepitte, publicist en docent, is het privé kapitaal heel erg gebeten op deze groeimarkt van de zorgverstrekking. Deze dienstverlening is wereldwijd goed voor rond de 2.200 miljard euro of negenmaal het BNP van België. Als men dan weet dat de behoeften jaarlijks nog eens met 5 % stijgen en dat tweederden van deze sector vandaag nog in handen ligt van de overheid is er dus nog heel wat werk aan de winkel. Ook fiscale redenen spelen een rol. De begroting voor de gezondheidszorg wordt gefinancierd door belastingen (14,4 miljard euro in België) waar ook de bedrijven hun steentje toe bijdragen. Wanneer de overheid nu besluit om een deel van de dienstverlening af te stoten kunnen de belastingen worden verlaagd. Dit is niet onbelangrijk tegen de achtergrond van de steeds stijgende uitgaven.
Volgens Marc Vandepitte wordt in de discussie rond gezondheidszorg met de regelmaat van een klok het pseudo-argument gehanteerd van de grotere efficiëntie van het privé-initiatief t.a.v. de overheid. Als er dan al sprake is van inefficiëntie, aldus de auteur, is het niet het falen van de overheid maar de jarenlange bezuinigingen in de sector die aan de basis liggen van de hedendaagse deficitaire zorgverstrekking. Volgens hem ligt de werkelijke reden van de privatisering in het winstbejag van de grote ondernemingen. De farmaceutische nijverheid behoort tot de meest winstgevende sectoren met een jaarlijkse stijging van ongeveer 15%. Het grote gevolg van de privatisering is dat niet meer het sociale aspect maar winst het einddoel zal worden van de sector. Het vooraanstaande medische vakblad The British Medical Journal (BMJ) maakte kortelings melding van misbruiken die in de farma-industrie schering en inslag zijn. Bedoeld wordt vooral de gesponsorde creatie van ziektes door de industrie met als doel zo veel mogelijk geneesmiddelen aan de man te brengen. Zo is er sinds kort sprake van de ‘vrouwelijke seksuele disfunctie’, de vrouwelijke variant van het erectieprobleem bij de man. Met de opbrengsten van de Viagra in het achterhoofd, farmareus Pfizer noteerde in 2001 verkoopcijfers van rond 1,5 miljard dollar, werd een nieuw geneesmiddel op de markt gebracht voor het vrouwelijke deel van de bevolking. Door onafhankelijke onderzoekers wordt er op gewezen dat die zogenaamde seksuele problemen in veel gevallen niet meer zijn dan een gezond en functioneel antwoord van vrouwen op stress en vermoeidheid. Die seksuele problemen voorstellen als een ziekte heeft alleen maar tot doel zo veel mogelijk geneesmiddelen te verkopen tot meerdere eer en glorie van de geneesmiddelenindustrie (DM 4/1/2003). Volgens Vandepitte zullen de gevolgen van deze evolutie dan ook niet op zich laten wachten. Er zal immers automatisch meer interesse ontstaan voor de meer lucratieve zorgverstrekking (invitro-fertilisatie, one day surgery, plastische chrirurgie,…) en niet noodzakelijk voor de meest dringende. In het jaar 2000 hebben Amerikaanse farmaceutische bedrijven 21 nieuwe medicijnen op de markt gebracht, een record. Al die nieuwe behandelingen waren vooral gericht op hartziekten en ouderdomskwalen (Alzheimer). Maar waar de wereld nood aan heeft zijn vooral malarianetten, goedkope hydraterende geneesmiddelen en condooms. De drie belangrijkste doodsoorzaken in de wereld zijn immers malaria, buikloop en aids. In de meeste Afrikaanse landen zijn nieuwe hartmedicijnen nutteloos omdat de meeste mensen sterven voor ze de middelbare leeftijd hebben bereikt.

Vandepitte ziet de toekomst van de zorgverstrekking eerder somber in. Hij voorspelt dat er eerder zal geïnvesteerd worden in (meer winstgevende) kapitaalsintensieve en hoogtechnologische apparatuur dan in arbeidsintensieve basisverzorging. Men zal het niet meer hebben over patiënten maar over cliënten, en ziekenfondsen zullen zich omvormen tot ‘gebudgetteerde zorgverzekeraars’. Het uiteindelijk gevolg is een verschraling van het aanbod met als gevolg een verzorging met twee snelheden. Goede dienstverlening zal duurder worden en dus minder toegankelijk voor iedereen. Vooral de kapitaalkrachtige patiënten (met een goede hospitalisatieverzekering) zullen voorrang krijgen op minder gegoede patiënten. Slechtverzekerden zullen het moeten stellen met basisgezondheidszorg van lage kwaliteit. Dit voorspelt niet veel goeds wanneer we weten dat bij ons één op drie patiënten vandaag moeilijkheden heeft om zijn factuur te betalen.

Voor de tewerkgestelden in de sector verwacht de auteur een evolutie zoals in andere sectoren waar het spook van de privatisering zich heeft vastgenesteld. De werkdruk zal sterk toenemen net zoals de flexibiliteit. Met het faillissement als een zwaard van Damocles boven het hoofd zullen CAO’s niet meer nageleefd worden. Er zal onvoldoende geld vrij gemaakt worden voor bijscholingen en met de uitbreiding van de EU zal het tekort aan verplegend personeel gecompenseerd worden door kandidaten uit de voormalige Oostbloklanden. Dit zal de druk op de lonen verhogen en verslechterde arbeidsomstandigheden met zich meebrengen.

Dat deze vrees geen Cassandra-voorspelling is zien we in de VS waar de privatisering het verst gevorderd is. De Amerikanen besteden ruim 13,1 % van hun BNP aan gezondheidszorg, in België bedraagt dit cijfer 8,6%. Dit betekent dat er per inwoner de helft meer wordt uitgegeven dan bij ons, terwijl 40 miljoen VS-burgers niet eens over een ziekteverzekering beschikken en nog eens 60 miljoen onderverzekerd zijn. Volgens Jan Marijnissen (SP Nederland) is een van de redenen de overdreven ziekenhuiskosten van de meer gegoeden (ziekenhuizen als vijfsterrenhotels). Een ander reden is de enorme bureaucratie die verbonden is met een stelsel van particuliere ziektekostenverzekering en dit kost handenvol geld. Daarnaast is er het fenomeen van het toegenomen aantal processen die gevoerd worden tegen artsen. De stijgende premies die daarvan het gevolg zijn worden doorgerekend in de prijzen (Jan Marijnissen, Tegenstemmen, 1996, pp 96-99).


ETHIEK EN VRIJE MARKT:

Ook in de ethiek heeft het marktdenken ingang gevonden. Het vertaalt zich vooral in de ‘keuzevrijheid van het individu’, een eufemisme voor “U vraagt, wij draaien”. Vrouwen verwekken nu al kinderen zonder partner door een beroep te doen op de ‘spermabank’. Homo’s eisen niet alleen het recht op om met elkaar te mogen trouwen (op 31 januari in de Kamer werd het homohuwelijk goedgekeurd) maar om ook kinderen te mogen adopteren. Met de technologische vernieuwingen kent de keuzevrijheid geen grenzen. De Italiaanse arts Antinori helpt vrouwen boven de 60 jaar via invitrovertilisatie aan nakomelingen. Mensen veranderen na een medische ingreep en een hormonenkuur van geslacht. Maar ook hier is de grens van het toelaatbare nog niet bereikt. Vorig jaar kwam een zestienjarige jongen uit Groot-Brittannië Jamie Cooper uit Selly Oak in het nieuws omdat hij niet alleen van geslacht wilde veranderen maar als transseksueel een kind van zichzelf wilde door zijn sperma te laten invriezen waarmee later een draagmoeder kan bevrucht worden (DM 12/12/2001)…

Moeten we ons niet stilaan afvragen of het marktconforme ‘zelfbeschikkingsrecht’ niet de grenzen van het toelaatbare heeft bereikt? Is de beslissingsbevoegdheid van ouders over het leven van hun kind wel onbeperkt? Houdt men wel genoeg rekening met de vaak negatieve gevolgen voor het kind in kwestie (bejaarde ouders, uitsluiten van vader- of moederfiguur bij homoseksuelen,…). Vormt de vrijheid van het ene individu in sommige gevallen geen belemmering voor de vrijheid van zijn medemens? Evolueren we niet naar een egoïstische samenleving wanneer we het zelfbeschikkingsrecht absoluut maken. Wordt het daarom niet tijd om de onbegrensde mogelijkheden van de techniek onderhevig te maken aan ethische beperkingen?
Zo wordt in onze contreien abortus beschouwd als het individuele recht van de vrouw. In de Aziatische landen wordt deze praktijk beoefend als een vorm van eugenetica. Doordat men er de voorkeur geeft aan de geboorte van jongens op meisjes, in China en Korea zijn er 20 % meer jongens dan meisjes, werden meisjes bij de geboorte dikwijls gewoon vermoord. Maar nadat deze onorthodoxe manier van Endlösung werd afgeschaft ging men over tot een meer subtiele manier van liquidatie van het niet gewenst leven, nl via abortus. Behoort het niet tot de westerse hypocrisie abortus als een individueel recht te beschouwen in het Westen en als moord te bestempelen wanneer het zich afpeelt in het Oosten? Maar het blijkt nu dat abortus als eugenetica een courante praktijk is in sommige ziekenhuizen in ons land. Dit zijn de beweringen van de Gentse vruchtbaarheidsarts Professor Comhaire.

Ook professor J.J. Cassiman maakt zich zorgen over de ethische grenzen van de medische technologie, meer bepaald de genetica. “Geslachtscellen, embryo, foetus: ze zijn in de dagelijkse praktijk hun beschermde status kwijtgeraakt. Eerst hebben we de vader vervangen door een kwakje zaad, straks schakelen we ook de moeder als draagster van de vrucht uit en krijgen we volledige lab-zwangerschappen – maar kun je dat nog menselijk leven noemen? Dat zijn levensbelangrijke ethische vragen waarover dringend moet worden gediscussieerd. Hoever kan de geneeskunde vandaag gaan om het de ouders naar de zin te maken? Vroeger was het simpel: het belangrijkste was dat de baby gezond was. Nu zie je een steeds grotere drang naar perfectie: alles wat riekt naar een defect, moet weg. Straks bestellen we een baby uit een genetische catalogus: blond haar, blauwe ogen, jongen of meisje.” (DS 27/3/01).

Wat technisch mogelijk is zal ook in de praktijk worden toegepast. Zo is het gebeurd met invitro-fertilisatie en zo zal het straks ook gaan met het reproductief kloneren, hoe sterk men daar nu ook tegen gekant is, aldus Cassiman. De evolutie in de biotechnologie in combinatie met het vrije marktdenken zorgt voor een gevaarlijke cocktail die ‘Brave New World’ van Aldous Huxley gevaarlijk dichtbij brengt. De Leuvense hoogleraar beschrijft het doembeeld van een samenleving waar via extreme selectie voorgeprogrammeerde mensen geproduceerd worden. Dankzij het “reproductief kloneren” zullen we die dan in serie kunnen produceren. “ Brave New World is op dit ogenblik waarschijnlijk het dichtstbij in de voortplanting. Straks maken we een embryo zonder eicel of zaadcel, puur door klonen. Een baarmoeder heb je niet meer nodig, die vervang je door een kweekcel. En pa en ma kunnen hun baby in de fabriek komen selecteren, zoals je een vis in een aquarium kiest. Binnen afzienbare tijd is dat geen science fiction meer. Al blijft de vraag: waarom zouden we dat willen? Het enige voordeel dat ik zie, (dixit Cassiman) is economisch: zonder zwangerschappen werken vrouwen aan één stuk door” (DS 27/3/2001). En hij voegt er aan toe: “Als we dergelijk toekomstperspectief willen vermijden moeten we het kloneren verbieden om alle andere dan therapeutische redenen.”

Nog geen jaar nadat Professor Cassiman deze bezorgdheid uitte in een interview met De Standaard (maart 2001) claimde de Rael sekte (dec 2002) dat een eerste kloon (de Amerikaanse baby Eve), een copie van de moeder geboren werd. Vooralsnog werden geen harde bewijzen aangevoerd om deze bewering hard te maken. Maar dit heeft ook geen enkel belang. De boodschap komt er vooral op neer dat we wetenschap en ethiek nooit mogen overlaten aan het marktdenken en dat daarom regelgeving noodzakelijk is. De maatschappelijke gevolgen zijn volgens Professor Cassiman immers niet te overzien. Zo vreest hij “dat de solidariteit in onze samenleving flink onder druk zal komen te staan. De evolutie in de genetica is van deze aard dat we binnenkort het hele genoom van een foetus kennen , dus ook alle gezondheidsrisico’s. Je weet dan exact welke ziektes een mens kan krijgen en hoeveel die onze ziekteverzekering zal gaan kosten. Nu al hoor je kritiek op mentaal gehandicapten met kinderen. Moet de gemeenschap daar ook al voor opdraaien, klagen de mensen. Individualisme versus solidariteit: dat wordt het grote conflict van de toekomst….”

Een ander mogelijk gevolg van de biotechnologische evolutie is een tweedeling in de samenleving. Omdat gentechnologie heel duur is zal men een onderklasse krijgen die geen toegang heeft tot gentherapie. Alleen rijken zullen in staat zijn door genetische manipulatie zich voor allerlei ziekten te behoeden. Gaan we de weg op van een genetisch proletariaat? Dit is de stelling van de Amerikaanse moleculaire bioloog Lee M Silver (‘Remaking Eden-cloning and beyond in a brave new world’, 98) die het heeft over een genetische apartheid omdat slechts een deel van de mensheid zich als een soort Ubermensch erfelijk zal kunnen verrijken, terwijl een ander deel daar van verstoken zal blijven. Hij voorspelt dat de verschillen een onoverkomelijke kloof tot gevolg zal hebben zodat het resultaat uiteindelijk twee verschillende mensensoorten zal doen ontstaan: de ‘Genrich’ en de ‘Naturals’. Meer concreet, de verschillen die we nu al tussen arm en rijk zien zullen vanaf dan een genetische basis krijgen.

Tijd nu om tot een besluit te komen. De marktmaatschappij heeft het uitzicht van de wereld omgevormd van een “samen-leving” naar wat George Soros noemt een ’transactionele’ maatschappij waar het op zichzelf gerichte individu de norm is en waar relaties tussen mensen vervangen worden door transacties. Maatschappelijke waarden veronderstellen dat het individu deel uitmaakt van een gemeenschap – ongeacht of dat een familie, een stam, een volk is – waarvan de belangen het eigenbelang van het individu overstijgen. Een transactionele markteconomie ondermijnt nu juist die maatschappelijke waarden en verzwakt morele beperkingen. De economie heeft zich losgemaakt van de ethiek. Iedereen is uit op zijn eigenbelang en morele gewetensbezwaren vormen alleen maar een handicap in een meedogenloze, ieder-voor-zich wereld. In een zuiver transactionele samenleving kunnen mensen die zich niet om anderen bekommeren zich gemakkelijker staande houden, en hebben daarmee een natuurlijke voorsprong (George Soros, De crisis van het mondiale kapitalisme, Contact, 98, pp 112-113, pp 118). M.a.w. op een transactionele markt kan ethiek tot een obstakel worden. De gewetenlozen eindigen aan de top. Hoe meer mensen succes gaan zien als het criterium om anderen te beoordelen des te minder integer ze hoeven te zijn… Dat is een van de meest verontrustende aspecten van het huidige mondiale kapitalistische stelsel.
Denken we bijvoorbeeld aan het management van grote bedrijven die sinds vorig jaar onderhevig staan aan hevige kritiek. Alles begon met de Enron affaire, de Amerikaanse energiereus die door het gesjoemel met de boekhouding haar beursresultaten beter voor wilde stellen dan ze in werkelijkheid waren. De Amerikaanse multinational was geen geïsoleerd geval. Na Enron is gebleken dat ook het management van andere bedrijven met de boekhouding had geknoeid: Global Crossing, Tyco, Worldcom, Xerox,…. In België hadden we Lernout & Hauspie en in Frankrijk de mediagroep Vivend, en heel recent was er dan nog het schandaal met Ahold. Door al deze affaires ging het vertrouwen van de markt in de boekhouding van beursgenoteerde bedrijven volledig zoek. Uit verschillende studies blijkt nu dat het creatief bijkleuren van de boekhouding in bedrijven regelmatig voorkomt en in stijgende lijn gaat. Volgens een recente studie (Min Wu van de New York University) zien we tussen 1997 en 2001 een verdrievoudiging optreden van deze praktijken. De schandalen vormen in eerste instantie de directe aanleiding tot duizenden ontslagen om het bedrijf te redden en in tweede instantie tot faillissementen wanneer de ontslagen geen effect sorteren. Deze evolutie verhindert niet dat het management zich exorbitante winsten blijft toekennen.

Een transactionele markteconomie gaat eveneens ten koste van de kwaliteit van het leven. Een 24 uren economie staat gelijk met langere bedrijfstijden, flexibilisering van de werktijden, verlaging van de uitkeringen, enz. Dat dit gevolgen heeft voor de gezondheid (stress, vermoeidheid) spreekt voor zich. Uit een onderzoek door het Europees Bureau voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk zouden op het moment zo ‘n 41 miljoen werknemers in de EU last hebben van stress door hun werksituatie. Dit cijfer komt overeen met 28 % van de werkende Europeanen. Gevraagd naar de belangrijkste oorzaken daarvan wordt ondermeer verwezen naar het gebrek aan controle over het werk, de eentonigheid, de strakke deadlines, het hoge tempo, de gevaarlijke werkomstandigheden, enz… Maar naast het gegeven dat stress de levenskwaliteit doet inboeten leidt ze ook op economisch vlak tot een lagere productiviteit. Op sociaal vlak is de 24 uren economie nefast voor het familie- en het verenigingsleven. Moeten we ons daarom niet afvragen of de drang naar steeds meer materiële welvaart in het Westen ons wel gelukkiger maakt? Psychologen hebben mensen in dozijnen landen, rijk en arm, gevraagd hoe tevreden ze waren met hun leven. Er bestaat wel een duidelijk verband tussen het Bruto Binnenlands Product (BBP) per inwoner en het gemiddelde geluk van de burgers maar dan vrijwel alleen in de landen van het laagste driekwart op de inkomensschaal. Van zodra een land een redelijk comfortabele levensstandaard kent, betekent meer inkomen weinig of geen extra geluk. In de V.S. steeg het reële BBP per inwoner tussen 1975 en 1995 met 43 %, maar veranderden de gemiddelde gelukscijfers niet. Het punt waarop meer weelde niet langer meer geluk brengt, ligt in de buurt van 10.000 dollar per inwoner en per jaar, ongeveer waar Griekenland, Portugal en Zuid-Korea zich nu bevinden. Boven dat inkomen lijken bijkomende dollars de bevolking niet gelukkiger te maken en houden de nationale verschillen in geluk vooral verband met immateriële factoren. Ieren zijn merkbaar gelukkiger dan Duitsers, Japanners en Britten hoewel al die andere volkeren rijker zijn…
Rijkere landen worden niet alleen niet gelukkiger naarmate hun nationale inkomen groeit. De fractie van de bevolking die aan ernstige geestesstoornissen lijdt, neemt toe. Meer mensen worden chronisch depressief en het zelfmoordcijfer gaat vaak de hoogte in. Een stevige verankering in een netwerk van familie en vrienden verandert in de oppervlakkigheid van uitgebreide, efficiënte en sociale netwerken. Dat is de wereld waar depressies en zelfmoorden toenemen (David Riesman, The Lonely Crowd, 1950)

Ook de Amerikaanse politoloog Robert Lane komt in ‘the loss of hapiness in market democracies’ (2000) tot gelijkaardige bevindingen. Naarmate een land rijker wordt en de markt het leven van de mensen dwingender gaat beheersen gaat de stelling dat de vrije markt het welzijn van de mensen dient niet meer op. Op grond van een enorme hoeveelheid empirisch materiaal laat Lane zien dat in vrije-marktdemocratieën - de VS voorop - geluk en welbevinden afnemen, onbehagen en depressies toenemen en dat er een ‘tragische erosie’ van familiale en vriendschappelijke solidariteit op gang is gekomen. Volgens Lane ligt geluk vanaf een bepaalde inkomensgrens – die in het westen al lang is bereikt – niet in nog meer geld, maar in zaken die de markt niet kan bieden: vriendschappen, een gelukkig liefdesleven, warme relaties met je kinderen en familieleden,... Het geluk van een individu wordt bepaald door anderen. Waardering, affectie en bevestiging hebben de meeste invloed op onze stemmingen (De Volkskrant 19/9/2000).

Maar net zoals de marktmaatschappij het egoïsme onder individuen bevordert zien we de zelfde tendens zich voordoen op internationaal vlak tussen de verschillende economische machtsblokken. Voorstanders van de marktmaatschappij durven nogal eens te beweren dat vrijhandel en open markten de enige weg vormen naar wereldvrede. De werkelijkheid laat een totaal ander beeld zien. Samuel Huntington formuleerde in ‘botsende beschavingen’ reeds heel wat bezwaren bij deze stelling. Terecht merkt hij op dat economische uitwisseling mensen in contact brengt met elkaar maar daarom niet in overeenstemming. Hij verwijst naar 1913 toen de internationale handel een recordhoogte bereikte. In de daaropvolgende jaren slachtten de naties elkaar op een nooit vertoonde wijze af. Vanuit de sociale wetenschappen is daar een eenvoudige verklaring voor te geven. Mensen definiëren hun identiteit aan de hand van wat zij niet zijn. In een wereld die in toenemende mate mondiaal is doet zich een verheviging voor van het culturele maatschappelijke en etnische bewustzijn.

Robert Went (‘Grenzen aan de globalisering’) ziet achter de idyllische façade van een economisch één wordende wereld grote belangentegenstellingen schuilgaan waarbij er vooral gevochten wordt om markten, grondstoffen, banen en winsten. De win-win-situatie waar de ganse wereld beter van moet worden, is niet meer dan een wensdroom die weinig met de realiteit te maken heeft. De werkelijkheid ziet er heel wat minder idyllisch uit. Dit komt omdat de buitenlandse politiek van elk land wordt beheerst door een ‘eigen volk eerst’ principe waarbij men ‘de Ander’ het licht van de zon niet gunt. Nemen we de VS en Europa. Al jaren wordt er tussen beide continenten gebakkeleid over het al dan niet afbouwen van de subsidies aan de landbouw. Vorig jaar waren er de problemen rond het staal. En recent nog heeft Europa bij de WHO klacht ingediend tegen een op stapel staande wet in de VS die het mogelijk moest maken MNO’s een voordelig fiscaal regime te waarborgen. In de (internationale) handel blijkt het hemd nader dan de rok. Daar vormen de dreigende handelsoorlogen, de verschillende uitingen van protectionisme, de quotaregelingen, de inbreuken op de patentrechten zo vele voorbeelden van. Maar het gaat nog verder. In februari 2000 onthulde de onderzoeksjournalist Donald Campbell het bestaan van het Echelon-spionagesysteem. Met dit systeem kunnen Amerikaanse inlichtingendiensten, weliswaar in samenspraak met Groot-Brittannië, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, alle elektronische e-mails, faxen en gsm gesprekken van overal in de wereld systematisch onderscheppen. Het netwerk dateert vanuit de periode van de Koude Oorlog en had voornamelijk militaire doelstellingen voor ogen. Na de val van de muur oriënteerde het netwerk zich vooral op het “verzamelen van politieke en economische gegevens”. De VS wordt ervan verdacht op die manier bedrijven van eigen bodem te hebben bevoordeeld t.a.v. Europese bedrijven die naast lucratieve contracten visten.

Telkens opnieuw zien we dat de belangen van de grote economische machtsblokken met elkaar in conflict komen. Een wereldorde die gebaseerd is op een voortdurende strijd om internationale markten kan geen duurzame vrede brengen. Kijk maar eens naar de houding van de rijke landen tav de Derde Wereld. Wanneer men over de nodige middelen beschikt (kennis, technologie, kapitaal) om kwetsbare concurrenten uit de markt te prijzen ligt een pleidooi voor de open grenzen politiek voor de hand. Maar van zodra er men zelf uit de markt kan geprijsd worden wordt aldra het paard van het protectionisme van stal gehaald. Is trouwens de ganse kwestie van de komende oorlog van de VS in Irak niet alleen en uitsluitend terug te brengen tot een kwestie van eigen (olie)belangen?

Jan SERGOORIS (TeKoS nr. 110)

8 Comments:

Blogger Tanguy_Veys said...

Veel succes !

12:17 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

Guillaume Faye has not ceased denouncing the pro-Arab, anti-Semitic, pro-Islamist, even Third-World-ist, turn of the New Right!
" They have the mentality of dhimmis" he says, " my position is the same as Nietzsche's : hating the Jews serves no purpose, it is a politically stupid and unproductive passion."

[INTERVIEW of Guillaume Faye with France-Echos on Subversiv.com]
EXCERPT:

France-Echos: Since your return to the centre of debate in the circles of right wing thought you have not ceased denouncing the pro-Arab, anti-Semitic, pro-Islamist, even Third-World-ist, turn of the New Right and of your erstwhile friends in GRECE. What is it all about?

Guillaume Faye: I parted company with GRECE and the New Right in 1986, because even then I could quite clearly perceive this ideological development. Since then polemic with them has never ceased. One important detail : most of the original guiding spirits of GRECE eventually came to the same conclusions as I had, and left the organisation, which is nowadays reconstituted solely around the writer Alain de Benoist and his court, whose positions are absolutely the same as those of
Dieudonné and the insane Iranian Mullahs. I note that the aforementioned Alain de Benoist, forgetting all concepts of honour, has gone so far as to describe me
in the Italian press as a "super-racist" (Area, Review, May 2000) ... He has chosen his camp, that of the politically correct, the vulgar herd, the poor man's analysis, the tactics of the courtesan (?) And the poor fellow doesn't even get invited to Paris salons or readers' clubs. It seems to me - and I shall return to this - that these people have the mentality of collaborators. As if they are anticipating the arrival of their future masters. They have the mentality of dhimmis, of "submitters".
Nowadays, I work in close association with the old members of the New Right who quit, like me, and who have created their own networks and circles of cultural
and ideological influence, throughout Europe, in Russia, in Portugal, in the USA, and in Canada. And I work, of course, on new books.

France-Echos: Have you found, in these new circles with which you work, or in the Front National, which has invited you on various occasions to give speeches, any hostility against the Jews, any remnants of anti-Semitism?

Guillaume Faye: No, that isn't really the problem. Anti-Judaism (to use a term I prefer to 'anti-Semitism') melts like snow in the sun across a great part of what is known as the "extreme right". Of course, there are significant pockets of resistance ; one cannot defeat the long anti-Jewish tradition in a day. And there is also a
segment of this "extreme right", to which GRECE belongs, which has turned to a violent anti-zionism, coupled with an acute Palestinophilia (I shall return to
this). However, this ideological current has become more and more isolated in the movement I am speaking of, quite simply because of the massive threat posed
by immigration into France ... Under these conditions, anti-Judaism is forgotten, the Jew no longer seems like a menace at all. In the circles in which I move, I never hear any anti-Jewish invective. I even come across people (as one did in the sixties) who approve and support the "Israeli Right". I have tried to understand (and my conclusions regarding this are finally, little by little, becoming shared) that anti-Judaism is a politically obselete, useless, overtaken position, even when it is disguised as anti-zionism. We are no longer living in the times of the Dreyfuss Affair. Besides, the anti-Judaists have never escaped from their own terrible contradiction : they seem to despise the Jews, yet pretend that these latter control the world. So, does this mean that they think the Jews are a superior race, or not? Anti-Judaism is a form of political schizophrenia, a sort of inverted philo-Semitism, the expression of a ressentiment [envy, inferiority complex - RB]. I don't judge anti-Judaism from a
moral point of view ; after all, one can be frustrated and detest whomever one likes. I never mix the moral and the political. But my position is the same as Nietzsche's : hating the Jews serves no purpose, it is a politically stupid and unproductive passion.

10:35 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

It is very used in creating Aspirin' utilized small terme conseillrr and quit number of cases with heart attacks. Undertake these types of unproblematic practices find out yourself scale down lots of minimal the spare tire within just A few weeks. My wife and i won?g get into knowledge on this site, even so authored up a fairly specified head to head evaluation read through these products within my url, you've got to start?

concerning taken with paying attention that could reviewed,
pay a visit to online world.LohanBehold.com/drnaturacolonix2 .

This flat-bottomed filtration package really should have
some sort of accurate "sprinkler" brand of trickle out programme to
positively match specific, ought to be reason baskets 's more substantial, it truly is take a nominal amount much more drinks. Each of company-related pages as well as several right information ought to always be secured out of town in just a desk kitchen drawer potentially health care history cupboard.

my homepage Coffee Maker Reviews

3:12 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

You should use master Dvd video Best quality movie channels, video footage, videos and many
more whenever you like! Beverages is not a worry crank out by using
a cleaner juice extractor even as presented risky methods .

. The higher the Revoltions per minute the greater the while self-cleaning .
veggies any juice machine will be able to function obtaining
reducing and even waiting.

My website :: artisan kitchen aide

10:07 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

Produced by 1910, Hamilton Beach destinations is actually
food processor producing firm that creates several blender options make your choice from.

Food processor chips, about the, commonly partition your foods and
never accomodate beverage. Ensure breadcrumbs as part of his blender or food processor.


my website - Conair Blending Systems

9:05 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

Blenders complete with better sites might burn up before going to they
are able to finish the same task. Which moreover provides
a chilled windows windsheild wiper exactly like component that are likely to pre-clean the
type of juice extractor to meet your requirements!
It includes a sleep that s / s build quality, routine hard disk drive vessel and after that limit via enjoy spigot.
This means that those car is in fact easily linked to the shaft storing a person's cutting knife. Equipped with the quantity individuals pay for iced occasional along with a choice of firms, contacting present our selves inside the home you'll be able to using some left cup of joe sticking to your lips package, a bit added in aspects,
and food processor or blender. How the hand-operated wheat-grass juice extractor
little by little printing presses the very beverages from the sod together change
those process.

Look at my blog post :: nesco american harvest square dehydrator

9:11 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

It is just a a number of de-oxidizing named lycopene
of which will put an grey colour living in berry. Chrome
steel juice extractors are easier to hygienic. A definite
cleanse recipes customarily includes various food ingredients, based on the
specific area of your body we should purify, in combination
with what on earth your tastes on top of that needs and wants.
Will probably wanna who might be magnificent same
issue, I am going to lead you the answer to this I realized within powerful Googling.
.. It usually is suffering from a closure in addition gasket that forestalls leaks as
also increases support with your bottle. The applying
affords you an eternal juicing enjoy and in addition isolates freshly power from
your pulp.

My webpage :: kenwood chef recipes

9:53 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

Although the bad juices will probably not actually problem you, events not
only give you the benefits that a majority men and woman
that devour beverage are seeking for. Because despite the fact each acid pop may well be cleansed in a rapidly clean, another machine
with additional feature call for more lengthy to clean up.

To end with there exists masticating blenders that sometimes pack
a great positioning movements via an auger to finally lead capture pages fruity collectively render
prior to this compressing that this straight
out excellent removing you see, the pulp in person.


My web-site - Used champion Juicer

12:35 a.m.  

Een reactie posten

<< Home